De Veemarkt

De Zwolse markten

Tijd van televisie en computers

Als tiener op de Emmaschool aan de Emmastraat in Zwolle genoot ik elke vrijdag van de veemarkt. De geur van koeien, stront, stro en de sfeer was gewoon mooi om meegemaakt te hebben. Je maakte er van alles mee, je kwam bijvoorbeeld jongens tegen die als dank voor het inladen van de koeien werden opgezadeld met een mooi bokje. Van huis uit wist ik dat je er niets aan had en dat dit eigenlijk ook geen cadeau was omdat bokken nu eenmaal gaan stinken, maar ga ze dat eens vertellen. [ Klaster, H., "De Veemarkt van Zwolle, een verhaal apart" (2002), op: www.heino-online.nl].

Tot het begin van de 21ste eeuw waren Zwolle en de handel in vee onlosmakelijk met elkaar verbonden. Niet verwonderlijk voor een stad die als een eiland temidden van sappige weiden ligt. Veehandelaren waren al in de Middeleeuwen op de Zwolse markten te vinden. De veemarkten waren toen vooral van regionale betekenis. Maar een paar maal per jaar bezochten grote aantallen boeren, handelaren, kunstenmakers en nieuwsgierigen van ver buiten Zwolle de zogenaamde jaarmarkten. Die werden vier of vijf keer per jaar met toestemming van de bisschop van Utrecht georganiseerd rondom de kerkelijke hoogtijdagen en heiligenfeesten. Naast hout, wijn, was, olie, leer en andere producten werd dan veel vee verhandeld: paarden, veulens, koeien, ossen, varkens, schapen en kippen. Deze jaarmarkten, die al vanaf het einde van de dertiende eeuw bestonden, vormden een belangrijke bron van inkomsten voor de stad.
Ook toen de belangstelling voor de jaarmarkten in het begin van de 17de eeuw afnam, bleef de veehandel voor Zwolle belangrijk. In de Mastenbroekerpolder bijvoorbeeld, werden ossen vetgemest voor verder transport. Zwolle was een niet te missen tussenstation op de drukke ossenweg die van Jutland, Noord-Duitsland en Westfalen via Zwolle naar Holland, Brabant en Vlaanderen voerde. Zwolse boeren en rondreizende handelaren kochten en verkochten vee binnen de muren van de stad, onder andere op de Ossenmarkt. Zoals de naam al zegt, stond daar de handel in ossen centraal. Op de dichtbijgelegen Blijmarkt was de varkensmarkt en de paardenmarkt vond vanaf 1690 plaats buiten de Diezerpoort ‒ op de huidige Brink ‒ Thomas a Kempisstraat en Rhijnvis Feithlaan.

In het midden van de 19de eeuw verhuisde de veemarkt naar een terrein aan de tegenwoordige Harm Smeengekade. De Zwollenaren noemden het eerst de Nieuwe Ossenmarkt, maar al snel de Beestenmarkt. Er werden daar vooral koeien en kalveren verhandeld. De varkenshandel verhuisde van de Blijmarkt naar de Pannekoekendijk, in het verlengde van de Beestenmarkt. In de daaropvolgende jaren nam de veemarkt razendsnel in omvang toe. Werden er in 1853 nog maar 6.585 runderen verhandeld, in 1880 waren dat er al 53.000. De paardenmarkt verhandelde meer dan twee keer zoveel paarden als in 1853 en ook de handel in schapen, lammeren, varkens en biggen groeide explosief. In die tijd had Zwolle de grootste veemarkt van ons land.
De veemarkt vond officieel plaats op vrijdag, maar in werkelijkheid begon de markt al op donderdagmiddag. De "voormarkt" heette dat. Tijdens de marktdagen had de stad even een ander aanzien. Alleen al de aanvoer van het vee zorgde voor spektakel. Een lange rij boerenwagens trok op vrijdag in alle vroegte vanuit alle richtingen Zwolle binnen. Ook was het niet ongebruikelijk dat boeren uit de directe omgeving hun vee over de weg naar de veemarkt dreven. Later werd het vervoer per trein minstens zo belangrijk. Het vee dat al op donderdag de stad binnenkwam, werd in stallen op de Beestenmarkt ondergebracht. Door al deze activiteiten was de veemarkt voor omwonende burgers vaak een wekelijkse bezoeking. Het laden en lossen van het vee ging niet altijd even voorzichtig, koeien en paarden produceerden grote hoeveelheden mest op straat, en af en toe renden ontsnapte varkens en biggen door de straten. Vooral losgebroken stieren vormden een probleem.
De handel zelf was al even spectaculair. Volgens een vast ritueel van loven en bieden werd uiteindelijk via handjeklap een prijs afgesproken. De boeren betaalden tot ver in de 20ste eeuw meestal contant. De betaling vond onder het genot van een stevige borrel plaats in één van de vele cafés rondom de Beestenmarkt, zoals De Bollenhoek, de Roode Leeuw en De Duitsche Adelaar. Terwijl de mannen zaken deden, gingen de boerinnen inkopen doen in de binnenstad. Met name op vrijdag wemelde het daar van de boerinnen in klederdracht.

In de jaren twintig van de 20ste eeuw werd duidelijk dat de veemarkten op de Beestenmarkt en de Pannekoekendijk uit hun jasje waren gegroeid. Hetzelfde gold voor de paardenmarkt op de Brink in Dieze. Een leeg stuk grond in Blalo achter de Emmastraat werd gekozen als nieuw terrein voor alle veemarkten van Zwolle. Voordelen waren er volop: meer ruimte, minder last voor omwonenden en niet onbelangrijk, dichtbij het spoor. Nadelen leken er alleen te zijn voor de stalhouders en café-eigenaren, die door de verhuizing hun klandizie dreigden kwijt te raken. Ook dat probleem werd opgelost: een flink aantal van hen verhuisde mee naar het nieuwe terrein. En zo werd de nieuwe veemarkt geopend op 30 april 1931 door burgemeester Van Roijen.
Een paar jaar later werd een abattoir op de nieuwe Veemarkt in gebruik genomen. Een eeuwenlange periode van slachten door Zwolse slagers in hun eigen bedrijf was voorbij. Behalve een inzinking van de markt tijdens de Tweede Wereldoorlog, heeft de Zwolse veemarkt meer dan uitstekend gerendeerd. Zeker na de komst van de IJsselhallen in 1971. De veemarkt behoorde met die van Den Bosch, Leeuwarden en Utrecht tot de grootste van Nederland. In 2001 kwam er een onverwacht een plotseling einde aan de veemarkt. De overheidsmaatregelen na ernstige uitbraken van varkenspest en mond- en klauwzeer in Nederland (niet op de Zwolse veemarkt), maakten een voortzetting van de handel onmogelijk. Vee werd voortaan via internet of rechtstreeks tussen handelaren gekocht en verkocht. Er was een eind gekomen aan minstens 7 eeuwen veehandel in Zwolle.