Molen De Wachter

Maalt koren, maalt specerijen en slaat olie

Tijd van burgers en stoommachines

Misschien heb je iemand wel eens horen zeggen: 'wie het eerst komt, wie het eerst maalt'. Weet je wat daarmee bedoeld wordt? Ook de uitdrukkingen 'dat is koren op zijn molen' en 'hij heeft een klap van de molen gekregen' heb je vast wel eens gehoord. En als iets 'als een molensteen om de nek hangt' dan vind je dat vervelend.

Al deze uitdrukkingen zijn ontstaan tijdens de middeleeuwen. Molens waren toen erg belangrijk. Daarom stond in bijna elk dorp een eigen molen. In molen De Wachter in Zuidlaren werd niet alleen graan gemalen. Er werd ook olie geslagen en er werden specerijen gemalen.

Nieuwtjes… die hoorde je bij de molen

Boeren verbouwden graan op de akkers rond het dorp. Als dit graan was geoogst, moest het worden gemalen. De boeren brachten het naar de molen waar het werd gemalen tot meel. Een deel hiervan verkochten ze aan de bakker. De bakker kon er brood, taarten en koekjes van bakken. Het meel dat de boeren zelf hielden, gebruikten ze ook om mee te bakken.

Bij de molen ontmoetten de boeren elkaar. Ze konden even bijpraten en vertelden elkaar het laatste nieuws. De molenaar hoorde alles en vertelde het nieuws weer door aan andere boeren. Soms kon je ook aan de wieken zien als er iets gebeurd was. Als de wieken waren versierd was het feest, bijvoorbeeld omdat er iemand getrouwd was of omdat er een kind werd geboren. Maar als de wieken in de rouwstand stonden, was er iemand overleden. De molen was dus belangrijk om te malen, maar ook om het laatste nieuws te horen.

Olie slaan en specerijen malen

Graan werd in de molen gemalen door de kracht van de wind. Al snel ontdekte mensen dat je met die windkracht ook hout kon zagen, papier kon maken, olie kon slaan of specerijen kon malen. Molens die dit soort dingen deden werden industriemolens genoemd. Ze namen het zware werk van mensen over en waren eigenlijk de eerste fabrieken.

In 1851 werd Molen De Wachter in Zuidlaren gebouwd. Dit was ook een industriemolen. In De Wachter werden graan en specerijen (nootmuskaat, kaneel, peper en kruidnagel) gemalen. Maar er werd ook lijnolie geslagen. Voor het slaan van olie gebruikte de molenaar zaden van planten (lijnzaad). De lijnolie had een aparte geur en smaak en werd in de verf- en zeepindustrie en als brandstof voor olielampen gebruikt. Maar er werden ook lijnkoeken van gemaakt, dit waren geen lekkere koeken maar veevoer.

Wind- en stoomkracht

De molen werd gebouwd door Egbert van Bon. Hij was in 1848 getrouwd met Anna Bazuin. Om met Egbert te mogen trouwen betaalden de ouders van Anna geld, een bruidsschat. Met dit geld bouwde Egbert de molen. Hij koos voor een plek aan het water, zodat er met boten makkelijk spullen konden worden gebracht en gehaald. Egbert werd zelf molenaar.

Al snel bleek dat de molen meer kracht nodig had dan alleen van de wind. Daarom kwam er in 1898 een stoommachine. Ook zonder wind kon er nu olie worden geslagen en specerijen en graan gemalen. Maar er kwamen steeds meer fabrieken waar malen en olie slaan sneller en goedkoper kon. Vanaf 1934 werd er daarom alleen nog graan gemalen in de molen. In 1950 stopte de molenaar hier ook mee. Het bracht te weinig geld op.

Molenmuseum

In 1985 werd er een speciale stichting opgericht, de Stichting Koren- en oliemolen De Wachter. Al snel nam de stichting de molen over zodat deze kon blijven bestaan. De regering vond het ook belangrijk dat de molen behouden bleef. Daarom werd het een Rijksmonument. Een Rijksmonument is een bijzonder gebouw dat moet worden bewaard.

Binnen werd de molen hersteld zodat er weer graan en specerijen gemalen konden worden. Ook kwam er een tentoonstellingszolder waar je kunt zien hoe het dagelijks leven van de boeren er vroeger uitzag. In werkplaats Dieks Dele kun je zien hoe de mensen vroeger klompen en wagens maakten en er is een smederij. In de molen is een kruidenierswinkeltje uit 1916. Daar kun je zien hoe mensen vroeger hun boodschappen deden.