De vrijheid Hilvarenbeek

In 1331 gaven de hertog en de toenmalige leenman van de bisschop, Rogier van Leefdael de “gemeenterechten” aan de inwoners van Hilvarenbeek. Vanaf dat moment kunnen we spreken van een echt dorp. Naast de dorpskern, de zogenaamde Vrijthof, omvatte de toekenning waarin de grenzen van het gebied van Hilvarenbeek zijn aangegeven een aantal herdgangen of gehuchten, met name het Spul (hoog en laag Spul), de Voort, Groot Westerwijk, Rovert, Gorp, Loo en Esbeek

Rechten zoals het recht om markten te houden en om recht te mogen spreken in civiele zaken en strafzaken werden “vrijheden” genoemd. Zo ontstond de “Vrijheid van Hilvarenbeek” oftewel de “Vrijthof Hilvarenbeek”. Door de toekenning van de Vrijheid kon het kleine dorp zich ontwikkelen tot een redelijk welvarende handelsplaats.

De Vrijthof Hilvarenbeek besloeg ongeveer een vierkant van slechts 300 x 300 meter. Het bestond uit de “Gemene plaats” met de grote kerk, die in latere eeuwen doorgaans Markt of Marktveld genoemd werd en nu onterecht Vrijthof, de Varkensmarkt achter de kerk, en stukken van de omringende straten Koestraat, Wouwerstraat, Paardenstraat, Papenstraat en Gelderstraat. Geboden van het dorpsbestuur werden afgekondigd op het marktveld onder een grote lindeboom, de gebodenlinde. Op die plek staat nu nog steeds een grote lindeboom.  

Hilvarenbeek was een tamelijk groot dorp, met in de Vrijthof een stedelijke beroepsstructuur die de bewoners trots omschreven als “eenen borgelijcke ende geprivilegeerde plaetsche”, waarvan de hekken als poorten beschouwd kunnen worden. Daarbuiten woonden de landlieden (boeren), en de burgers van de Vrijthof gingen er prat op dat zij “hun met geene lantneringhe en waeren bemoijende, noch peirden, noch beesten houdende. (Leo Adriaenssen, p. 9)

 

Het dorp had geen ommuring of wal. De poort op de voorgrond op de gravure hierboven hoorde bij het grote huis De IJpelaar. De molen op de achtergrond zou de Akkermolen op Laag Spul zijn, die buiten de Vrijthof ligt. De toegangswegen op de vier hoeken, Koestraat, Wouwerstraat, Paardenstraat en Papenstraat waren afgesloten met slagbomen of hekken waar aankomende of doortrekkende reizigers tol moesten betalen. Daarom werd dit gebied ook wel de Hekkens genoemd.

Langs de noordkant door de Wouwerstraat, langs de Markt en door de Paarden- straat liep een beekje, de Noorderbeek. Langs de zuidkant achter de bebouwing van de Koestraat en langs de Varkensmarkt liep de Zuiderbeek. Deze twee beekjes kwamen samen op de punt van de Varkensmarkt in de Platte Beek, waar een met platte stenen doorwaadbaar gemaakte plaats was. De Noorderbeek is in de negentiende eeuw drooggelegd. De Zuiderbeek werd in de late middeleeuwen al overkluisd rond de Gelderstraat en is geleidelijk drooggelegd.

Op het overgebleven kleine stukje Varkensmarkt staat een bronzen beeld van drie spoedende meisjes, die het samenvloeien van de beken symboliseren.

 

Literatuur

Leo Adriaenssen, Hilvarenbeek onder de hertog en onder de generaliteit. Sociale en ekonomische geschiedenis van een Kempens dorp tussen 1400 en 1800. Hilvarenbeek: Heemkundige Kring Hilvarenbeek en Diessen, 1987.

Martien van Asseldonk, “Het ontstaan van de heerlijkheid Hilvarenbeek.”. In: Tussen Paradijs en Toekomst, nummer 109 (2020), p. 17 – 26.