“Rood steenke”

Grensgeschillen tussen marken

Tijd van regenten en vorsten

De grenzen tussen de verschillende marken werden vaak gemarkeerd met zwerfkeien van een behoorlijk gewicht of met in de grond gegraven palen van Bentheimersteen. Maar ook natuurlijke elementen dienden als markegrenzen, zoals de loop van een beek, een boom of een landweg. In het landschap van Weerselo is nog op verschillende plaatsen zo'n oude markegrens te herkennen of zijn nog authentieke markestenen aan te treffen.

Vee weiden en plaggen steken

Dikwijls liepen de grenzen door de woeste (ongecultiveerde) gronden zoals heidevelden. De markebewoners moesten ervoor zorgen dat hun vee dat op die gronden liep te weiden niet in de naburige marke ging grazen. In zo'n geval kon dat vee "geschut" worden (in beslag genomen). Tegen betaling van een boete kregen de boeren het vee pas weer terug. Soms was er jarenlang geen aanleiding om aandacht te schenken aan de loop van de grenzen. Dat werd anders als er onenigheid ontstond over bijvoorbeeld de plaats waar het vee graasde of ‒ wat nog wel eens voorkwam ‒ als bewoners plaggen gingen steken in de naburige marke. Dat gebeurde dan onder het mom van het onbekend zijn met de loop van de grens. Op zo'n moment werd de precieze loop van de grens actueel. Dan kwamen de betreffende markebesturen bijeen om een oplossing voor het probleem te zoeken. Ze trommelden dan oude markebewoners op om te getuigen over de juiste loop van de grens. En als ook die er niet uitkwamen, moest de plaatselijke rechter erbij komen en soms zelfs de hoogste autoriteit van Twente, de drost. Dikwijls gingen er tientallen jaren overheen alvorens het tot een vergelijk kwam.

Marke De Lutte versus Rossum

In het markeboek van De Lutte staat een grenskwestie beschreven tussen de marken de Lutte en Rossum. In de jaren dertig van de 17de eeuw was er een probleem ontstaan over een grenssteen tussen die beide marken. De inwoners van Rossum hadden de laaksteen (grenssteen) die bij de Rhaederbecke (Rode beek) stond en Rossum van De Lutte scheidde, omvergeworpen. De Lutter boeren hadden hem met bijstand van hun holt- of markerichter op 19 mei 1636 weer op zijn oude plaats gezet, maar opnieuw wierpen de Rossumers hem om. Toen de steen voor een derde keer was neergehaald, kwamen de Rhaedermanne (een deel van De Lutte) in het geweer en bij een handgemeen met de Rossumers moesten de laatsten het onderspit delven. Daarmee was de onrust tussen beide marken de wereld nog niet uit. Uiteindelijk kozen de partijen voor overleg. De goedheren (eigenaren van de erven) en de boeren van beide marken bekeken op 8 juni ter plekke de situatie en gingen ermee akkoord dat de laaksteen tussen de marken geplaatst zou worden, "in 't midden der questieusen gronden, aan de voerwech nae Boenige, op de Rhaderbecke". Met tien paarden, vijf uit Rossum en vijf uit De Lutte, brachten de markebewoners de steen op pinksteravond 13 juni 1636 daarheen. Onder het gevaarte legden ze acht dakpanscherven en acht keitjes als herkenning.
De overlevering wil ons doen geloven dat zich tussen de kerk van Rossum en het "rood steenke" (de oude laaksteen) spoken vertoonden, die verschrikkelijk met hun kettingen rammelden. Volgens dit volksgeloof konden degenen die markestenen verplaatst hadden ook in het graf geen rust vinden.

Nieuwsgierig

Op initiatief van Hennie Engelbertink uit Rossum is naar aanleiding van deze gebeurtenis uit 1636 op een zaterdagmorgen in april van het jaar 1984 de steen met behulp van een kraan van zijn plaats gelicht. Omdat hij aanvankelijk in een waterloop lag, die tevens de grens tussen beide marken vormde, bleek hij iets verplaatst te zijn. Toch vond de plaatselijke historicus in de directe nabijheid nog enkele scherven en één van de keitjes terug. Zorgvuldig heeft hij ze weer onder de steen gelegd, om als getuigenis te dienen voor het nageslacht.