Johan Cele

De Latijnse school

Tijd van steden en staten

Er waren er uit Trier en uit Keulen, uit Luik en uit Utrecht, uit Kleef en uit Geldern; en ook uit dorpen en kleine versterkte plaatsen stroomden de jongelui die goed konden leren daar samen en maakten flinke vorderingen in de wetenschap. De rijkeren onder hen bestreden hun onkosten uit eigen middelen, de armen bedelden groepsgewijs en roemden de handen als hun helpers. [Over de Latijnse school van Johan Cele, in: Kempis, Thomas a, Chronica Montis Sanctae Agneti (1386 e.v.)].

Al sinds de 14de eeuw is Zwolle een belangrijk onderwijscentrum. Het onderwijs was in die tijd sterk religieus gekleurd. Jongens uit de betere milieus werden naar een zogenaamde Latijnse school gestuurd. Ze waren dan nog maar een jaar of 7 en verlieten de school op hun 15de. Omdat Latijn toen de internationale taal van kerk en wetenschap was, kreeg dat vak veel aandacht. Daarnaast kregen de jongens onder andere les in muziek, zodat ze als koorknapen de dagelijkse kerkdiensten met gezang konden begeleiden.
De bloei van de Latijnse school is onlosmakelijk verbonden met de in Zwolle geboren Johan Cele. Deze zoon uit een geslacht van Zwolse bestuurders studeerde na het verlaten van de stadsschool verder aan de universiteiten van Parijs en Praag. Na zijn terugkomst in Zwolle, rond 1375, stelde het stadsbestuur hem aan als rector van de Latijnse school aan het Grote Kerkplein. De aanstelling door het stadsbestuur was bijzonder omdat dat voor die tijd altijd onder verantwoordelijkheid van kerk en geestelijkheid viel. Ondanks hun geloofsijver en hun sterke binding met de kerk, streefde het stadsbestuur al jaren naar meer invloed op de religieuze organisatie binnen de stad. De aanstelling van Johan Cele was dus voor het stadsbestuur een kleine overwinning.

Toch was Johan Cele nauw verbonden met de belangrijkste religieuze stroming uit die tijd, de Moderne Devotie. Hij was een vriend van Geert Grote uit Deventer, de grondlegger van deze religieuze vernieuwingsbeweging. Naast de meer werelds georiënteerde vakken nam het godsdienstonderwijs op de Latijnse school daarom als vanouds een belangrijke plaats in. In zijn onderwijs gebruikte hij bijvoorbeeld boeken met in de volkstaal geschreven sermoenen (preken). Tijdens kerkdiensten gaf Cele leiding aan de koorzang en op feestdagen speelde hij met overgave op het orgel van de Grote of Sint Michaëlskerk. Ook in het onderwijs nam muziek een belangrijke plaats in. De leerlingen moesten bijvoorbeeld 's morgens om 6, 7 en 9 uur naar de kerk om er de Gregoriaanse mis te zingen.
Johan Cele zorgde ervoor dat de Latijnse school al snel tot ver over de stadsgrenzen bekendheid genoot. Honderden leerlingen uit verschillende landen bezochten de Zwolse school. Cele wist het peil van het onderwijs sterk te verhogen door een aantal baanbrekende onderwijsvernieuwingen. Hij deelde de school in acht klassen in, die elk een eigen leerprogramma kregen. De leerlingen van de vijf laagste klassen kregen lezen, schrijven, rekenen en de eerste beginselen van het Latijn. De leerlingen van de bovenbouw werden opgeleid voor verdere universitaire studie in het buitenland. In zekere zin kunnen we Johan Cele de wegbereider noemen van het latere gymnasiale onderwijs.
Omdat al die studenten van buiten Zwolle onderdak moesten hebben, kwam het niet ongelegen dat zo'n 10 jaar na de aanstelling van Cele in de Praubstraat door de "broeders van het gemene leven" de Fraterhuizen werden gesticht. In twee verschillende panden konden de broeders zowel arme als rijke studenten herbergen. Voor de broeders betekende dat een belangrijke bron van inkomsten, al hadden ze er af en toe ook last van. Er kwamen bepalingen die studenten verboden na het luiden van de avondklok bier te drinken en op straat te komen zonder lamp. Ook mochten de studenten geen lange messen of andere wapens dragen.

Johan Cele overleed in 1417. Ook onder zijn opvolger, Johan van Dalen, had de Latijnse school grote bekendheid. Door de grote toeloop van studenten was een nieuw schoolgebouw noodzakelijk. In 1445 werd de oude Latijnse school van Johan Cele afgebroken. Zwolle beleefde tijden van grote economische groei en de schatkist was vol genoeg om niet alleen een nieuwe school te bouwen maar ook andere aansprekende gebouwen. Tussen 1445 en 1452 ontstonden zo aan het Grote Kerkplein naast elkaar het Raadhuis, de Raadhuistoren en de nieuwe Latijnse school. Deze laatste stond op de plaats waar nu de moderne voorgevel van het Zwolse stadhuis te zien is.

In de 16de eeuw ging de Latijnse school sterk achteruit. De beroemde Nederlandse humanist, schrijver en filosoof Erasmus schijnt in die jaren het Latijn dat in Zwolle onderwezen werd, zelfs vergeleken te hebben met het balken van een ezel of het loeien van een stier. Waar of niet, ook in de volgende eeuwen was Zwolle belangrijk voor het onderwijs in de Nederlanden. In 1618 wist Zwolle de toen al beroemde Willem Bartjens aan te trekken. Hij werd er schoolmeester aan de Franse school, een nieuwe schoolvorm die de leerlingen vooral voorbereidde op hun latere werk in de handel. Landelijke bekendheid kreeg Bartjens met zijn rekenboek, de Vernieuwde Cijfferinge. Wie een ander wil overtuigen van de juistheid van iets, zegt ook in onze tijd nog: "Het klopt volgens Bartjens!"