Van drostambt tot gemeente

Bestuurlijke verdichting en opschaling in “de Kop”

Tijd van televisie en computers

Toen de bisschop van Utrecht als landsheer zijn eerste schout naar het gebied van Vollenhove stuurde om er namens hem het gezag te voeren, begon een proces van bestuurlijke organisatie dat in 2001 een voorlopig einde bereikte met de vorming van de gemeente Steenwijkerland.

Schout

De schout kreeg het bisschoppelijk kasteel als thuisbasis en de Vollenhoofse keileemhoogte was het kernland van zijn ambtsgebied. Zijn werkgebied had hierbuiten geen duidelijke grenzen. De schout kon daar zijn gezag laten gelden zover er mensen woonden: zuidwaarts soms tot aan de IJssel, naar het noorden tot waar hij tegen het land van de Friezen en de Drenten stuitte en in het westen tot waar de Zuiderzee hem begaanbare grond verschafte. De schout reisde door zijn ambtsgebied om zijn taken als rechter en bestuurder ter plekke uit te voeren. Bevolkingsgroei zette daarna een proces van bestuurlijke schaalverkleining in gang dat de grenzen voor eeuwen zou vastleggen.

Drostambt

Met de ontginning van de veengebieden rondom Vollenhove nam de bevolking snel toe. Steeds vaker was de aanwezigheid van de schout in dit buitengebied vereist. Hij was daardoor voortdurend op pad. Waar zijn aanwezigheid vrijwel permanent nodig was, werden vanaf de 14de eeuw ondergeschikte schouten aangesteld die hem het meeste werk uit handen namen. Hun werkterrein, het schoutambt, viel meestal samen met de grenzen van een parochiegebied oftewel het kerspel. Zo ontstonden binnen het ambtsgebied van de Vollenhoofse schout kleinere rechtsgebieden met (onder-)schouten aan het hoofd. De schout van Vollenhove kreeg toen als hoofdschout de titel van drost.

Schoutambten

Ondertussen had zijn collega, de drost van Salland, zijn invloedsfeer ten koste van Vollenhove naar het noorden uitgebreid. Hierdoor was de zuidelijke grens van het Vollenhoofse uiteindelijk komen te liggen bij het Zwartewater en Meppelerdiep. Aan de andere kant waren in het noorden de "Ommelanden van Vollenhove" - grofweg het gebied van de latere gemeenten IJsselham en Steenwijk - omstreeks 1400 definitief onder het drostambt Vollenhove gebracht. Daarmee had het drostambt zijn vaste grenzen gekregen. Daarbinnen was het hele gebied inmiddels in schoutambten verdeeld. Gehecht als de middeleeuwse maatschappij was aan ouderdom, respectievelijk onveranderlijkheid, was het moeilijk om hierin verandering te brengen.

Splitsing en samenvoeging

Toch lagen de grenzen van de schoutambten niet muurvast. Bevolkingsgroei en -krimp maakten het soms nodig een aanpassing te doen. In het eerste geval gebeurde dit door een schoutambt te splitsen en in het andere geval door schoutambten samen te voegen. Zo scheidde Wanneperveen zich af van Vollenhove en Zwartsluis op zeker moment weer van Wanneperveen, en verenigde IJsselham zich met het schoutambt Paasloo en Oldemarkt. Er zijn de eeuwen door tot 1811 een kleine twintig schoutambten in verschillende combinaties binnen Vollenhove geweest, de steden Steenwijk en Vollenhove niet meegerekend. Zij waren door hun eigen recht in hoge mate baas in eigen huis en lagen buiten het machtsgebied van de drost. Dit bleef zo totdat onder het Franse Koningrijk Holland gescheiden grenzen voor bestuur en rechtspraak werden getrokken.

Mairieën en gemeenten

In 1807 werden de schoutambten en stadgerichten omgezet in gemeenten als louter bestuurlijke eenheden (mairieën). Bij het van kracht worden van de Franse wetgeving in 1811, na de inlijving bij het Franse keizerrijk, kwam er een nieuwe indeling van mairieën. Nu werd met historisch gegroeide grenzen minder rekening gehouden en eerder met de behoefte aan ruimte voor dorpen en steden. Zo werd Blokzijl met zijn omgeving uit het schoutambt Vollenhove gelicht en tot aparte gemeente gemaakt. Het resterende deel van het schoutambt werd met de stad Vollenhove samengevoegd tot de gemeente Vollenhove. In 1818 werden stad en (schout-)ambt Vollenhove weer uit elkaar gehaald. Blokzijl bleef wel een zelfstandige gemeente, maar zijn omgeving ging terug naar Ambt Vollenhove. Anders verging het de gemeente Zwartsluis. Die kreeg er toen juist grondgebied bij ten koste van Hasselt. En Blankenham werd van de gemeente Kuinre afgenomen en ging een zelfstandige gemeente vormen. Na 1818 kwam er rust en bleven grote herindelingen uit behalve, opnieuw, voor Blokzijl en Vollenhove. Blokzijl kreeg in 1942 zijn omgeving terug en voor de tweede maal werd een gemeente Vollenhove gevormd door samenvoeging van Stad en Ambt Vollenhove.

Herindeling

Na de Tweede Wereldoorlog baarde de sociaaleconomische ontwikkeling van Noordwest-Overijssel zorgen. Ze liep achter bij de rest van de provincie, vooral op het terrein van scholing en werkgelegenheid; ook de bescherming van het natuurgebied liet te wensen over. De gemeenten hadden niet de kracht en financiële armslag om hier wat aan te doen, bijvoorbeeld door een hoogstnodige riolering aan te leggen in het merengebied. De provincie voerde voor de zwakke regio jarenlang een streek-ondersteunend beleid. Schaalvergroting van gemeenten paste daarbij. Na een discussie die zich jarenlang voortsleepte, besloot men in 1973 tot opheffing van de negen kleine gemeenten en een fusie tot drie grote: Brederwiede (Blokzijl, Giethoorn, Vollenhove en Wanneperveen), IJsselham (Blankenham, Kuinre en Oldemarkt) en Steenwijk (Steenwijk en Steenwijkerwold).

Steenwijkerland

De schaalvergroting werd twintig jaar later gecombineerd met een gebiedsgericht beleid door de provincie, waarin alle overheden hun beleid afstemden voor een beter perspectief voor Noordwest-Overijssel. Het werkte, maar bij de plannen voor een grootschalige herindeling van gemeenten in Overijssel in de tweede helft van de jaren '90 lukte het niet om de drie Kopgemeenten uit de wind te houden. Ondanks massale tegenstand in Brederwiede, met een nipt verloren stemming in het parlement, was op 1 januari 2001 de ene Kopgemeente een feit, met Steenwijk als vestigingsplaats. De grenzen van de almaar uitdijende gemeente waren ten slotte tot staan gekomen bij die van het oude drostambt. Alleen Zwartsluis ten noorden van het Meppelerdiep viel erbuiten, dat in de nieuwgevormde gemeente Zwartewaterland opging. Er werd gesteggeld over de naam van de gemeente. De kwestie lag gevoelig. De werknaam Steenwijk werd op 1 januari 2003 verruild voor Steenwijkerland.

Sinds de Tweede Wereldoorlog moeten bestuurlijke grenzen toegesneden zijn op uitvoerende taken en functionele relaties. Nieuwe gemeenten die voortkomen uit schaalvergroting hebben een relatief korte levensduur. Komt Steenwijkerland in het geding bij het ter discussie stellen van de provinciegrenzen?