Water als verdedigingsmiddel

Tijd van regenten en vorsten

Water tegen de vijand

Nederland is een land met heel veel water. Naast zwemmen en varen wordt water ook gebruikt bij het voeren van oorlogen. In de Middeleeuwen werden rondom kastelen grachten gegraven, bijvoorbeeld bij het Muiderslot. Met een ophaalbrug over de gracht kwam je het kasteel binnen. Ook rondom een stad kwamen er grachten. Bij Naarden kun je dat goed zien. Door het water was het voor de vijand moeilijker om aan te vallen.

Dubbele straf voor Naarden

Rondom de stad Naarden liggen grachten. Dit om de stad te beschermen tegen de vijand. In december 1572 waren de grachten van Naarden bevroren. Nu was het voor de Spanjaarden heel eenvoudig om het water over te steken en om in de stad in te nemen. Het bleef niet bij de belegering alleen. De Spanjaarden waren boos omdat ze vanuit de stad beschoten waren. De Spaanse bevelhebber bracht als straf alle bewoners van Naarden om het leven.

Soms ging het goed

Voor andere steden liep het niet zo slecht af als voor Naarden. In Leiden en Alkmaar bood het water wel bescherming en konden de Hollandse opstandelingen Spanjaarden verslaan. Dit dankzij het water. De Hollanders zetten het land rondom de stad onder water. De Spanjaarden konden de stad niet verslaan en begonnen de aftocht.

Oorlog met behulp van water

De gewesten Holland en Utrecht hadden gezien dat in Alkmaar en Leiden de vijand verslagen was met behulp van het water. Holland en Utrecht wilden dat er meer bescherming door het water kwam. Het duurde nog bijna honderd jaar, tot 1672, voor er een waterlinie werd gemaakt. Dit werd de Hollandse Waterlinie.

In 1672 viel de Franse koning Lodewijk XIV de Republiek binnen vanuit het oosten. Hij veroverde Utrecht en Naarden. De Staten van Holland richten snel de Hollandse Waterlinie in. De linie liep van Muiden aan de Zuiderzee via Weesp en Woerden naar de rivier de Merwede in het Zuiden. De inundatie van het gebied hield de Fransen tegen.

De Hollandse Waterlinie

In september 1673 werd Naarden heroverd door stadhouder Willem III. Hij besliste dat Naarden nieuwe vestingwerken moest krijgen. Ook in Weesp kwamen er nieuwe vestingwerken. Nu werd Amsterdam beschermd door Muiden, Weesp en Naarden. De Hollandse Waterlinie werd tussen 1687 en 1787 een paar maal gebruikt. Een keer werden proefinundaties uitgevoerd.

Te weinig bescherming

In 1787 en 1794 bood de Hollandse Waterlinie toch te weinig bescherming. Door de vorst konden de Fransen moeiteloos over de bevroren rivieren trekken. De Waterlinie moest aangepast worden en gemoderniseerd. Ook werd de stad Utrecht bij de uitbreiding betrokken. De stad had bescherming nodig en de linie werd opgeschoven naar het oosten. Rondom Amsterdam kwam de eerste aanpassing. Tussen 1805 en 1810 werden de posten van Kraijenhoff aangelegd. Dit werd later onderdeel van de Stelling van Amsterdam.

De Nieuwe Hollandse Waterlinie

Pas in 1815 gaf koning Willem I opdracht om de oude Hollandse Waterlinie te verbeteren. De Nieuwe Hollandse Waterlinie kreeg een systeem van dijken, sluizen en stuwen. Zwakke plekken werden beveiligd met bouw van nieuwe forten en batterijen, bijvoorbeeld Fort Hinderdam en Kijkuit bij Kortenhoef. De aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie (HNWL) duurde tot 1870. Er kwamen overal dijken, sluizen en stuwen. Door het gebruik van de dijken en sluizen kon het hele gebied onder water gezet worden. De waterhoogte was tussen de 30 en 50 cm. Dit was te diep om door heen te marcheren en te ondiep om te bevaren. Ook in Weesp werd het 's-Gravelandse Front versterkt met de bouw van een ronde verdedigingstoren.

De Nieuwe Hollandse Waterlinie in gebruik

De Nieuwe Hollandse Waterlinie is maar drie keer gebruikt. Tijdens de Frans-Duitse Oorlog van 1870-1871, de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog (1940-1945). In 1926 werd Naarden opgeheven als militaire versterking. Tijdens het begin van Tweede Wereldoorlog had de linie geen waarde meer. De vijand vloog er overheen en dropte zijn parachutisten bij Den Haag en Rotterdam.