Het Overijssels Kanaal

Nieuwe wegen

Tijd van burgers en stoommachines

"Heden 12 juni 1855 de plechtige opening van het Kanaal, dat onze stad met alle provincieën en de zee verbindt. De stad was geheel in vlaggetooi. Om drie ure trokken de schepen met vlaggen en wimpels onder geleide van liedertafels [mannenkoren] naar de haven", aldus de Almelosche Courant. De verwachtingen van het nieuwe Overijssels Kanaal waren hooggespannen. Eindelijk maar wel was de Twentse textielindustrie via een kanaal door het hart van Overijssel via Zwolle verbonden met de rest van de wereld. Voor Almelo leek die droom ook uit te komen. De stad werd dankzij het kanaal industriële koploper van Twente. Almelo liet steden als Enschede en Oldenzaal, die niet met het kanalenstelsel verbonden waren, ver achter zich. Maar die voorsprong bleek van tijdelijke aard. De komst van de stoomtrein in de jaren 1860 ondergroef het succes van het Overijssels Kanaal.

Van Spoorweg tot Kanalisatie Maatschappij

De eerste plannen voor de aanleg van het Overijssels Kanaal stammen uit 1830. De opkomende industrie in Twente had behoefte aan betere verbindingswegen voor de aanvoer van grondstoffen en het transport van textiel. De bestaande waterwegen waren doorgaans slecht bevaarbaar. Een schipper deed over de reis van Zwolle naar Twente via de Vecht en Regge soms wel twee weken. De doorgaande straatwegen, indertijd weliswaar verhard, voldeden niet aan de eisen van massavervoer. Maar om financiële redenen kwamen de eerste kanalisatieplannen niet van de grond. De aanleg van een spoorlijn leek een goed alternatief. In 1845 werd de particuliere Overijsselsche Spoorweg Maatschappij opgericht, die na enkele jaren bij gebrek aan voldoende kapitaal alweer werd opgeheven. Wel bleek deze maatschappij bereid 450.000 gulden bij te dragen aan een nieuw kanalisatieplan. In 1850 zag de Overijsselsche Kanalisatie Maatschappij het licht. De Twentse industriëlen en textielsteden, afgezien van Almelo, droegen opvallend genoeg niet bij aan de plannen. Het plan om het kanaal vanaf Almelo door te trekken naar de Dinkel liet men dan ook vallen. Naast financiële steun van de provincie Overijssel kwamen er vooral middelen van de steden Zwolle en Deventer, die hun eeuwenoude overslagfunctie wensten te behouden door een graantje mee te pikken van de hoogconjunctuur in de textielsector.

Met spade en kruiwagen

In 1851 begon de Maatschappij met de aanleg van de eerste sectie van het kanaal, dat vanaf Zwolle gedeeltelijk via de Nieuwe Wetering een tracé dwars door de binnenlanden van Salland naar de Regge volgde. Honderden arbeiders groeven het kanaal met behulp van spaden en kruiwagens. Met het afgegraven zand verhoogden zij de weerszijden van het kanaal, waarlangs jaagpaden kwamen te liggen. De tweede sectie liep vanaf de Regge naar Almelo, waarmee de hoofdverbinding gereed was. De aanleg van een zijkanaal naar Deventer (de derde sectie) leverde nog de meeste problemen op vanwege onwelwillende grondeigenaren in de omgeving van Raalte. De maatschappij begon met het oog op de afgesproken tijdslimieten alvast de aangekochte percelen uit te graven, in afwachting van onteigening van de tussengelegen gronden. De laatste sectie liep van het "punt van separatie", het huidige Vroomshoop, dwars door de venen naar de Vecht bij de Haandrik. In 1858 waren alle werkzaamheden afgerond, inclusief de bouw van diverse sluizen en tientallen bruggen. De kanalen bleken in een duidelijke behoefte te voorzien, maar anders dan van tevoren gedacht. De industrie buiten Almelo trok slechts in beperkte mate profijt van het kanaal. Wel vestigde zich in Vriezenveen textielfabriek Jansen & Tilanus langs het kanaal en in Salland ontstond het industriedorp Lemelerveld. Maar het was vooral de turfindustrie die profiteerde van het kanaal. De venen langs het noordelijke tracé konden dankzij de verbeterde afvoer worden ontgraven. Ook leidde de verbeterde afwatering tot grootschalige agrarische ontwikkeling van de gebieden langs het kanaal.

Twentekanaal

Ten behoeve van de industrie werd vanaf 1884 alsnog een kanaal van Almelo naar het Duitse Nordhorn gegraven, maar dit liep uit op een grote mislukking. Inmiddels was Twente op het spoorwegnetwerk aangesloten, waardoor het vervoer over water er een stevige concurrent bij kreeg. De kanalen bleken bovendien niet voldoende ruimte te bieden aan de steeds grotere - al dan niet gemotoriseerde - vrachtschepen. Daar kwam verandering in met de aanleg van het Twentekanaal in de jaren dertig van de 20ste eeuw in het kader van de werkverschaffing. Dat scheepvaartkanaal loopt vanaf de IJssel ten noorden van Zutphen naar Hengelo en Enschede, met een zijtak naar Almelo. Het Overijssels Kanaal moest het tegen deze ruimere vaarweg afleggen. Het kanaal werd in de jaren zestig en zeventig voor de scheepvaart gesloten, met uitzondering van het tracé Almelo-De Haandrik. Voor regulering van de waterstand zijn de kanalen tot op heden van groot belang gebleven.