Katholieken

Rond 1800 waren katholieke kerken onaanzienlijk, je moest er werkelijk naar zoeken. In Hoorn stonden ze op het Achterom, in de Slijksteeg en in de Achterstraat. In Schagen liep je naar de schuilkerk via het Papenpad. Die straatnamen zeggen genoeg.

Rond 1900 waren de kerken juist heel zichtbaar. In Hoorn was de katholieke Koepelkerk opeens de grootste van de stad, in de deftigste straat, het Grote Noord. Reusachtige gebouwen verrezen ook in Wervershoof en Obdam en nauwelijks minder opvallend waren de kerken in Lutjebroek en Nibbixwoud. En ook in Schagen deed de katholieke kerk de protestantse concurrentie aan.

Hoe kwam dat, die gedaanteverwisseling? Was ze het gevolg van katholieke bevolkingsgroei? Nee, ze werd veroorzaakt door een andere groei, die van het katholieke zelfbewustzijn. De Nederlandse katholieken gingen hun eigen waarde inzien en schreeuwden dat uit. In De Streek dragen nog veel huizen het opschrift I.H.S.: 'In Dit Teken zult gij overwinnen', de protestanten overwinnen. Dé katholieke woordvoerder was dokter Willem Nuyens uit Westwoud. Nuyens was de eerste Nederlandse katholiek die de geschiedenis van de Opstand van 1572 vanuit katholiek perspectief beschreef en duidelijk maakte dat niet de Nederlandse katholieken de schuld van alles waren. Ja, dat die zich ook tegen Filips hadden verzet.

Hoe verliep de bewustwording van de katholieken, die nog maar kort tevoren voor 'dompers' waren uitgemaakt, aanhangers van dom bijgeloof? Voor een deel via hun band met de paus, met Rome. Juist ook omdat hun werd verweten dat ze 'aan Rome's leiband' liepen.

'Zijn het wel echte Nederlanders?, riepen protestanten, 'hún regering zetelt nota bene in Rome!' Vooral konden die niet begrijpen dat katholieke jongens voor de paus gingen vechten, toen diens grondgebied door Italiaanse vrijheidsstrijders werd bedreigd. Die jongens heetten zouaven. De beroemdste is een West-Fries, Pieter Jz. Jong uit Lutjebroek. Voor hij in 1867 sneuvelde zou hij nog veertien tegenstanders hebben uitgeschakeld, met de kolf van zijn geweer; zo werd verteld. Pieter werd een symbool, voor het geloof diende gevóchten te worden!

De katholieke leiding besloot dat het uit moest zijn met de achterstelling. Er werd gevochten, op twee manieren. Er werd een verbond gesloten met die andere achtergestelde groep, de gereformeerden. Het was wennen, maar leverde een politieke meerderheid op. Dat kwam ook omdat sinds 1917 alle Nederlandse mannen mochten stemmen en sinds 1919 alle vrouwen.

De tweede manier was afzondering, de katholieken zonderden zich af. Ze deden niet meer mee aan wat 'algemeen' was. Ze lazen uitsluitend katholieke kranten en weekbladen, hadden de Katholieke Radio Gids, stemden op hun katholieke partij, richtten katholieke scholen en ziekenhuizen op, voetbalden katholiek, dansten katholiek, hadden een katholieke geitenfokvereniging. Je kunt het zo gek niet bedenken of ze deden het wel in katholiek verband. Deed een katholiek dat niet, ging hij bijvoorbeeld algemeen biljarten, dan werd hij tot de orde geroepen. Deze afzondering is de katholieke verzuiling genoemd.

Vanaf ongeveer 1920 was Nederland verzuild, ook West-Friesland was verzuild: katholieken kochten steeds minder bij andersdenkenden en omgekeerd, men gunde elkaar dikwijls geen werk en ging niet met elkaar om. Pas na ongeveer 1960, toen de katholieken eindelijk hun rechtmatig aandeel hadden veroverd, kwam aan de verzuiling een eind. Ofschoon er nog steeds sporen van bestaan, vooral in het onderwijs, toch zijn de Nederlanders, en de West-Friezen, voor het eerst sinds vierhonderd jaar weer meer één geworden.

Uitgelicht

Intussen was het wel waar dat katholieken gemiddeld bij de protestanten achterliepen. Maar die 'vergaten' erbij te zeggen dat zij ze zelf dom hadden gehouden. Katholieken waren als vijanden beschouwd.

Het gevolg was dat ze, vooral in de steden, geen openbare functies mochten bekleden. Na 1795 werd dat niet veel beter. Er werd wel eens een katholieke dorpsburgemeester benoemd, maar verder duurde de achterstelling voort. Tot ver na 1900! In Hoorn, met dertig procent katholieken, was in 1915 maar tien procent van de gemeenteambtenaren katholiek; ze werkten vooral bij de reiniging. Van de gemeentesalarissen ging acht procent naar hen toe!