Bezetting en verzet

In 1940 had Vereniging De Zaansche Molen net haar eerste molen gekocht, voor één gulden (45 eurocent). Dat was 'Het Pink' in Koog aan de Zaan. Die zouden ze op een mooie zaterdag in mei voor het eerst openstellen voor het publiek. Maar in de vroege ochtend van die dag, 10 mei 1940, vlogen er Duitse bommenwerpers aan de horizon en parachutisten daalden neer. De versieringen werden van de molen verwijderd. De oorlog was begonnen.

De Februaristaking

Al snel nadat de Duitsers hier de baas waren geworden, begonnen er Zaankanters verzet te plegen. Toen alle winkels bordjes moesten ophangen waarop stond dat Joden er niet gewenst waren, schreef de directeur van de Honigfabrieken een oproep aan heel Nederland om dat niet te doen.

In 1941 begonnen de Duitsers echt jacht te maken op Joodse Nederlanders. Als verzet hiertegen gingen op 25 februari duizenden arbeiders in Amsterdam in staking. Een dag later werd er ook gestaakt in Hilversum, Haarlem en Zaandam.

Dat kwam de stad duur te staan. De Duitsers waren kwaad en legden een boete op van 500.000 gulden (225.000 euro). Bovendien werd Zaandam een jaar later als eerste Nederlandse gemeente 'Jodenvrij' gemaakt. Ruim tweehonderd Zaankanters moesten hun huis en al hun bezit achterlaten. Er kwamen er maar heel weinig na de oorlog terug.

Gewapend verzet

Om alle Joden op te sporen, hadden de Duitsers de adresgegevens van de gemeentes nodig. In Nederland waren die piekfijn in orde. Voor de leden van het verzet zat er dus niets anders op dan al die kasten met kaartjes te stelen, of de gemeentehuizen in brand te steken.

Ook werden er aanslagen gepleegd om aan geld, wapens of distributiebonnen te komen. In de tijd dat er weinig voedsel te koop was, moest je speciale bonnen hebben om naar de winkel te gaan. Mensen die zich verstopten voor de Duitsers hadden zulke bonnen natuurlijk niet. Die kregen gestolen bonnen van het verzet.

Daarnaast werden er verraders en ook wel Duitsers geliquideerd. De beroemde verzetsstrijder Hannie Schaft, die uit Haarlem kwam, heeft in de Zaanstreek aanslagen gepleegd, bijvoorbeeld op de Westzijde in Zaandam. Daar staat tegenwoordig een monument voor haar.

Illegaal drukwerk

Nu kwam het goed uit dat er in de Zaanstreek zoveel tekenaars en ontwerpers werkten! Ze konden helpen bij het maken van illegale kranten. Die werden gedrukt omdat de officiële Nederlandse kranten door de Duitsers werden gecontroleerd. De illegale kranten schreven wat er echt gebeurde tijdens de oorlog.

Daarnaast maakten de drukkers valse bonkaarten, valse persoonsbewijzen (iedereen moest van de Duitsers zo'n bewijs met zich meedragen) en valse Duitse stempels om allerlei brieven en papieren te kunnen namaken.

Die drukkers van het verzet werkten soms op rare plaatsen. Zo werd de verzetskrant 'De Waarheid' een tijdje gedrukt in oliemolen 'Het Pink', op windkracht! Als het hard waaide, vlogen de kranten door de molenschuur.

Bankier van het verzet

Maar de belangrijkste bijdrage aan het verzet kwam van Walraven van Hall, die bankier was. Hij bedacht een truc om vele miljoenen guldens uit de Nederlandse Bank, en dus uit handen van de Duitsers, te krijgen. Ook verkocht hij waardeloze aandelen aan rijke Nederlanders, met de belofte dat ze na de oorlog hun geld terug zouden krijgen. Dat is ook gebeurd.

Het geld dat Van Hall verzamelde ging naar het verzet, waarvan hij een van de belangrijkste figuren werd. Maar iemand verraadde hem en in februari 1945 is Walraven van Hall op straat in Haarlem doodgeschoten.

Hij was niet de enige. Ongeveer zestig Zaankanters hebben hun strijd tegen de Duitsers niet overleefd.

geliquideerd Geliquideerd is een ander woord voor doodgeschoten.

Persoonsbewijzen In de oorlog moest iedereen een persoonsbewijs hebben. Dit was een kaart waarop stond wie je was. Op de kaart stond je naam, je woonplaats, je geboortedatum en je geslacht. Ook was er je vingerafdruk op te vinden. In april 1941 werd dit verplicht voor alle Nederlanders van 14 jaar en ouder. Het was heel moeilijk om het persoonsbewijs na te maken. De Duitsers maakten gebruik van het persoonsbewijs bij het opsporen en arresteren van mensen.