‘Alkmaar is mij de liefste plek op aarde.’

Cornelis Willem Bruinvis, hoeder van de Alkmaarse geschiedenis

Door Paul Post

In de loop van de 19e eeuw kwam er steeds meer belangstelling voor de Nederlandse geschiedenis. Men vroeg zich af wat de kerngebeurtenissen waren geweest en zocht daarin inspiratie voor het heden. Dat leidde tot een enorme bloei van de geschiedschrijving, zowel op nationaal als ook op lokaal en regionaal gebied.

Ook in Alkmaar ging men door dat nieuwe historische besef anders om met de overblijfselen uit vroegere tijden. In het begin van de 19e eeuw klonk er nog nauwelijks enig protest toen allerlei karakteristieke gebouwen werden afgebroken voor de aanleg van het Noordhollands Kanaal. Later in de eeuw ging men daar heel anders mee om. Toen in 1875 de bouwvallige toren van het Hof van Sonoy afgebroken dreigde te worden, werd er succesvol actie gevoerd voor het behoud ervan. Dankzij een geldinzameling en gemeentesubsidie kon de toren gerestaureerd worden.

De actie tot behoud was een initiatief van de voormalige apotheker Cornelis Willem Bruinvis (1829-1922). Hij had van zijn hobby zijn werk gemaakt door in 1874 de apotheek vaarwel te zeggen om zich geheel te wijden aan het redactiewerk van de Alkmaarsche Courant en het liefhebberen in de geschiedenis van Alkmaar. Zijn vader was ook altijd al geïnteresseerd geweest in geschiedenis en had in de loop der jaren een uitgebreide collectie prenten en tekeningen van historisch Alkmaar verzameld. Zoon Bruinvis erfde niet alleen deze collectie, maar vulde die ook aan. Niet alleen met werk van anderen, maar ook met werk van eigen hand. Als kind maakte hij al tekeningen van historische gebouwen en stadsgezichten. Het Regionaal Archief bezit dan ook vele door hem vervaardigde tekeningen.

Maar hij probeerde niet alleen de beelden vast te leggen, maar ook de verhalen. In zijn vrije tijd bezocht hij het archief van de stad Alkmaar, dat opgeslagen was in het stadhuis. Vele uren heeft hij daar doorgebracht met zoeken in de bronnen van de geschiedenis. Het resulteerde in meer dan 300 artikelen en boekjes, over allerlei onderwerpen. Van kruisjes op straatstenen tot het klokkenspel van de Waagtoren en van loterijpenningen tot de eerste papiermolen in Nederland. Nog steeds worden zijn publicaties gebruikt voor onderzoek.

Naast deze particuliere hobby zette hij zich ook maatschappelijk in. Hij was niet alleen bestuurder van vele instellingen en verenigingen, maar ook jarenlang gemeenteraadslid en wethouder. Bruinvis was ook een van de initiatiefnemers van de oprichting van de 8 Octobervereeniging in 1861, die het beleg en ontzet van 1573, het historische hoogtepunt uit de Alkmaarse geschiedenis, levend moest houden: niet alleen door de jaarlijkse ontzetviering, maar ook door het aanleggen van een verzameling 'gedenkstukken'. Al snel werd er, mede op initiatief van Bruinvis, gesproken over de oprichting van een museum. En wie zou daar anders leiding aan moeten geven dan Bruinvis? In 1875 werd het museum in een nieuw gebouw aan de Breedstraat geopend en het is daarmee een van de oudste stedelijke musea in Nederland.

Toen Bruinvis 70 werd, vond hij het tijd om de politiek vaarwel te zeggen en zich alleen te wijden aan de geschiedenis. Een zeer bijzondere constructie werd bedacht. Bruinvis werd op de leeftijd van 72 jaar onbezoldigd gemeentearchivaris, maar kreeg er wel een betaalde adjunct-archivaris bij. Omdat Bruinvis het salaris van de adjunct te gering vond, verdubbelde hij het uit eigen zak. In 1922, kort na zijn afscheid als archivaris in 1917, overleed Bruinvis. Zijn bezittingen had hij vermaakt aan de stad Alkmaar, die hij altijd beschouwde als zijn 'liefste plek op aarde'.

Wie zich heden ten dage verdiept in de geschiedenis van Alkmaar komt de echte nalatenschap van Bruinvis al snel tegen. Dankzij hem bleven de bronnen van de Alkmaarse geschiedenis niet alleen goed bewaard, maar werden ze ook ontsloten en geordend.