Rampjaar 1672
Fort Wierickerschans is een mooie illustratie van het gezegde dat generaals zich altijd op de vorige oorlog voorbereiden. Het fort werd begin 1673 gebouwd op de plek die kort daarvoor een cruciale rol in de verdediging van Holland had gespeeld. Een half jaar eerder, in juni van het 'Rampjaar' 1672, was de Franse koning Lodewijk XIV met een enorm leger de Republiek binnengevallen. Om zijn opmars te stoppen was een landstrook tussen Muiden en Brabant onder water gezet, die op sommige plekken wel dertig kilometer breed was. Al tijdens de Opstand tegen de Spanjaarden was er met succes van deze 'waterliniestrategie' gebruik gemaakt.
Hollandse Waterlinie
Door het gebied ongeveer 30 centimeter onder water te zetten, was er geen zichtbaar onderscheid tussen ondergelopen land en de sloten en kanalen in het gebied. Hierdoor was het niet begaanbaar voor een vijandig leger en voor paarden. Ook was het te ondiep voor grotere vaartuigen. De eigen troepen konden zich verplaatsen over enkele verhoogde wegen of dijken. Door alleen de toegangen daarvan te verdedigen, kon met een relatief klein leger een groot gebied vergrendeld worden.
Over het ijs
Toen het eind december 1672 ging vriezen, slaagden enkele duizenden Fransen erin om in de buurt van Bodegraven - waar de Waterlinie slechts enkele kilometers breed was - over het ijs te trekken. Na gruwelijke plunderingen en moordpartijen in Zwammerdam en Bodegraven, werden ze door de invallende dooi gedwongen terug te keren. Het ijs was echter niet langer betrouwbaar en de enige uitweg - de dijken langs de Oude Rijn - werd zwaar verdedigd. In elk geval: dat had zo moeten zijn, want de Hollandse troepen waren gevlucht. De Fransen, die anders als ratten in de val hadden gezeten, konden er daardoor zonder problemen langs.
Opslagplaats en interneringsoord
De in het Rampjaar aangestelde stadhouder Willem III gaf onmiddellijk opdracht tot de bouw van een fort op deze plek. Nadat dit fort - Fort Wierickerschans - gebouwd was, bleek het echter overbodig omdat de waterlinie naar het oosten was opgeschoven. Daarom werd het fort voor andere doeleinden gebruikt, bijvoorbeeld als opslagplaats voor buskruit en, in de Eerste Wereldoorlog, voor de internering van buitenlandse officieren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog nam de Duitse marine het fort in bezit en daarna zaten er korte tijd plaatselijke NSB-ers gevangen. Door dit gebruik was het fort lange tijd een geheimzinnige plaats, waar pottenkijkers niet welkom waren. Tegenwoordig wordt het fort beheerd door Staatsbosbeheer en is het voor publiek toegankelijk.