Vensterplaat Floris V (1)

  1. Wie werden er ridder?

    Niet iedereen kon ridder worden! Daarvoor moest je van adel zijn: je moest uit een rijke en deftige familie komen. En je moest een jongen zijn. Meisjes van adel werden jonkvrouw, zij konden geen ridder worden.

  2. Leren voor ridder

    Om ridder te worden, ging je bij een ridder in de leer als je zeven jaar was. Je werd dan een page. Een page leerde vechten met een zwaard en een dolk. Je deed ook allerlei klusjes voor de ridder: zijn paard borstelen, de honden eten geven en eten maken voor de ridder zelf.

    Als je als page genoeg had geleerd, werd je op je veertiende jaar schildknaap. Dan mocht je ook mee naar veldslagen. Je droeg het schild van je ridder. Tijdens een veldslag kon de je laten zien dat je zelf ook goed kon vechten. Als je dapper genoeg was geweest, gaf de ridder je de ridderslag. In de tijd van Floris de Vijfde kreeg je dan een klapje in je nek om goed te onthouden wat je beloofd had. Later kreeg je een tik met een zwaard op je schouder. Als je de ridderslag ontvangen had, was je zelf een ridder!

  3. Een wapenschild

    Dit is het wapenschild van Floris de Vijfde. Elke ridder had een tekening op zijn schild staan. Dat noemen we zijn wapen. Dat is dus geen wapen om mee te vechten, maar een soort logo. Dat logo was handig, want ridders vochten in een harnas. Je kon natuurlijk niet goed zien wie daarin zat! Aan het wapen op het schild kon je een ridder herkennen.

    Ridders waren heel trots op hun wapenschild. Vaak kozen ze zelf wat erop kwam te staan. Een stoer dier zoals een leeuw bijvoorbeeld! Of ze kozen speciale kleuren.
    Later gingen ridders hun wapen ook op vlaggen en andere dingen gebruiken. Wapens werden vaak familiewapens: je kreeg hetzelfde wapen als je vader. Nu gebruiken we nog steeds wapens: het wapen van Nederland bijvoorbeeld, of wapens van de provincies. Sommige families hebben nog steeds een familiewapen.

  4. Soldaten te paard

    Ridders waren soldaten te paard. Omdat ze hoog op hun paard zaten, waren ze snel en hadden ze een goed overzicht. Hierdoor waren ze moeilijker te verslaan dan soldaten te voet.

    Om zichzelf te beschermen droegen ridders een speciaal pak. In de tijd van Floris bestond dit pak uit een wapenjas, een maliënkolder en een tuniek. Een wapenjas was een jas van een dikke stof om harde klappen op te vangen. Daaroverheen kwam een maliënkolder. Dat was een jas van ijzeren ringetjes. En als laatste trok de ridder zijn tuniek aan. Dat was een lang, hemd. Daaraan kon iedereen zien voor wie je vocht. Je kunt het een beetje vergelijken met een voetbalshirt.
    Als er geen oorlog was, oefenden ridders met elkaar in toernooien. In een toernooi probeerden twee ridders elkaar met een lans van het paard af te stoten. Een lans is een lange stok met een scherpe punt eraan. Zo'n toernooi was soms best gevaarlijk. Maar wie won, behaalde er veel eer mee.

  5. Een 'riddercode'

    Je fatsoenlijk gedragen, dat vinden we tegenwoordig heel belangrijk. Wist je dat we dat van de ridders hebben geleerd? De ridders hadden een 'riddercode': afspraken over hoe je je moet gedragen. Want als een ridder bij een hoge edelman op het kasteel kwam, was dat wel belangrijk!

    De regels van de 'riddercode' gingen over veel verschillende dingen. Dat je niet mag eten met je ellebogen op tafel, bijvoorbeeld. En dat je niet door een ander heen mag praten of in je neus mag peuteren. Maar ook dat je vrouwen altijd moet beschermen en dat je niet driftig moet zijn.
    Ook gewone mensen leerden deze regels! Dat kwam doordat ze naar ridderverhalen luisterden. De ridders in deze verhalen waren altijd perfect: ze waren knap, aardig én ze deden alles volgens de regels. Zo leerden ook de gewone mensen hoe het hoorde.