Nieuwe Wereld
De 'Arowakken' woonden op de Sipaliwinisavanne en de 'Caraïben' in de kustvlakte. De eerste ontmoeting met de blanken leverde van beide zijden bijzondere vertellingen op. De ontmoeting vond natuurlijk eerst aan de kustvlakte plaats. De Indianen zagen de zeilen van de grote schepen aan voor vogels die over de wateren aan kwamen vliegen. De Indianen werden door de nieuwkomers afgebeeld als mensen zonder hoofd.
Afrikanen waren al eerder op de golfstroom naar Mexico gevaren in rieten boten. Sporen van hen zijn daar nog terug te vinden. Maar ze konden niet terug. Columbus wel, omdat de zeilen van zijn boot veel groter waren en hij op de wind kon varen. Hij maakte drie reizen naar de Nieuwe Wereld en bracht in Spanje verslag uit. Bovendien bracht hij goud en edelstenen met zich mee. Dit spoorde veel Europeanen aan om in Amerika naar goud te zoeken. Daarbij speelde het verhaal over de koning die zich baadde in het stofgoud van het meer van Parima een grote rol.
Amerigo Vespucci was de eerste die met Alonso de Hojeda langs de kust van Suriname voer en het land en de rivieren in 1499 in kaart bracht. Enkele groepen Europeanen vestigden zich op de schelprits waar later Fort Zeelandia werd gebouwd. Ze ruilden goederen met de Indianen die daar woonden. Die eerste Europeanen bleven niet lang, de leefomstandigheden waren te onzeker. Omgekeerd brachten zij ziekten mee overleden velen aan een simpele griep omdat ze er geen weerstand tegen hadden. Daarom konden de kolonisten hen niet gebruiken als plantage-arbeiders. In de twintigste eeuw namen de contacten tussen de kust en het verre binnenland toe. Aanvankelijk leefden de Indianen een nomadisch bestaan. De Marrons voorzagen hen later van metalen gereedschappen waarmee ze hun kostgrondjes konden bewerken. Nog later brachten vooral zendelingen het Christendom, ziekenhuizen en vliegvelden.