Komst van de Boeren

Boeroe

In 1843 kwamen de drie predikanten Betting, Van den Brandhof en Copijn met het voorstel om Nederlandse boeren naar Suriname te brengen. Lage lonen en mislukking van de aardappeloogsten maakten dat de omstandigheden voor boeren in Nederland slecht waren. Anderzijds had men in Suriname wegens een dreigend tekort aan arbeidskrachten (de slavenhandel was afgeschaft) behoefte aan nieuwe werkkrachten. De Nederlandse regering stemde in met het plan, ook als prikkel voor het plantagesysteem. Op 20 juni 1845 kwam de eerste groep bestaande uit 104 personen aan op Voorzorg. Wat ze aantroffen was afschrikwekkend. Niets was in orde gemaakt voor de ontvangst van de nieuwe kolonisten. Toen drie weken later de tweede groep aankwam waren er reeds 10 personen gestorven. Na zes maanden was nog maar iets meer dan de helft van de 384 boeren in leven. Er werd besloten om de kolonisten over te brengen naar Groningen, waar de omstandigheden veel beter waren. Het grote probleem was echter dat ze hun landbouwproducten alleen maar op de markt te Paramaribo konden verkopen. Veel boeren besloten hierop dichterbij Paramaribo te gaan wonen. Daar kregen ze steun van gouverneur Van Raders in de vorm van een stuk land en een voorschot voor de aankoop van wat vee en het bouwen van een huis.