Verzet tegen kinderarbeid

Verzet tegen kinderarbeid.



Kinderen waren goedkope arbeidskrachten. Fabriekseigenaren hadden ze daarom graag als personeel. Naarmate het aantal fabrieken toenam, groeide ook het verzet tegen kinderarbeid. In de negentiende eeuw was kinderarbeid een normaal verschijnsel. Kinderen werkten op het land, in de winkel of in de werkplaats. Petrus Regout vond dat de kinderen wel wat slaap konden missen. Omstreeks 1860 nam de kritiek op de kinderarbeid toe. De Kinderwet van Van Houten (uit 1874) verbood de arbeid van kinderen tot twaalf jaar in werkplaatsen en fabrieken. Bovendien was landarbeid door kinderen niet verboden. Rond 1900 bezocht negentig procent van de kinderen een school.