De kruisbroeders en de zwarte dood

Jacob en Pieter wonen in Aalburg. Vandaag lopen ze op de Hoge Maasdijk naar Heusden. Links zien ze het grauwe water van de rivier en rechts het laag gelegen land. In de verte zien ze het stadje al liggen. Daar is altijd wel wat te beleven. ‘Pieter, heb je ook gehoord dat er een vreselijke ziekte is uitgebroken? Mijn vader vertelde dat de pest weer in het land is. Als je die ziekte krijgt dan loopt het meestal niet goed met je af. Wist je dat heel veel mensen daaraan zijn gestorven? In het begin voel je je wat rillerig. Je krijgt koorts en hoofdpijn en dan krijg je bulten op je lijf. Soms wordt je huid helemaal zwart. Mijn vader zei dat die ziekte daarom de zwarte dood wordt genoemd.’ Pieter wordt helemaal naar van het verhaal, maar Jacob is nog niet klaar. ‘Vijftig jaar geleden moet het heel erg zijn geweest in Europa. Een op de drie Europeanen is toen gestorven aan de pest. Het is een erg besmettelijke ziekte. Als iemand de pest heeft, kun je beter niet in zijn buurt komen.’ Ondertussen zijn de jongens Heusden in gelopen. Er zijn heel wat mensen op de been. Ze gaan in de richting van de Catharijnekerk. Wat zou daar te doen zijn?

In het wit geklede mannen lopen langzaam om de kerk. Op hun kleren zit een groot rood kruis. Jacob weet wel waarom er een kruis op die kleding staat. In de kerk in Aalburg is ook een kruis te zien. Mijnheer pastoor heeft wel eens verteld dat dat te maken heeft met het kruis waaraan Jezus is gestorven. De jongens horen iemand zeggen: ‘Dit zijn kruisbroeders. Ze trekken al dagen lang door de dorpen in het Land van Heusden. Zo’n rondgang door de dorpen noem je een processie. Die duurt precies 33 en een halve dag. Net zoveel dagen als de jaren die het leven van Jezus telde. Wacht maar, straks zul je wat zien.’ Na een poosje doen de kruisbroeders hun bovenkleren uit. Ze slaan elkaar met een gesel op de rug. Dat doen ze net zo lang totdat de bloedstriemen erop staan. Wat een akelig gezicht! De rillingen lopen over Jacobs rug. Waarom doen ze dat? Soms staan de kruisbroeders even stil. Dan begint een van hen hard te roepen, maar de jongens begrijpen niet goed wat hij zegt. De mensen om hen heen kijken bang. ‘Laten we naar huis gaan, Pieter’, zegt Jacob.

Thuisgekomen vertelt Jacob aan zijn vader wat hij heeft gezien. Vader zegt:
De kruisbroeders en de zwarte dood ‘Ze zullen ook nog wel in Aalburg komen. De kruisbroeders denken dat die vreselijke pest een straf is van God. Door elkaar zo te geselen willen ze zelf de straf dragen. Om zo de ziekte verdrijven. Dat doen ze op allerlei plekken in ons land. De kruisbroeders zeggen dat de mensen niet leven zoals God dat wil. Ze geven ook de schuld aan de bestuurders van de stad en de kerk. Daarom heeft de landsheer de processies verboden. Die heeft geen zin om zwart te worden gemaakt door de kruisbroeders.’

Ook in Heusden wordt de groep kruisbroeders opgepakt en in de gevangenis gegooid. Ze moeten allemaal een geldbedrag betalen, behalve de leider. Hij heet Roeland. Hij wordt vermoord. Om te laten zien wat er gebeurd als je niet naar de landsheer en de kerk luistert. Sommige inwoners van Heusden worden razend: je kunt toch niet zomaar een man van God doden! Er breekt een oproer uit en de mensen willen Roeland zien. Ze maken het graf waarin hij is begraven open. Ze halen Roeland eruit, zetten hem recht overeind op straat en vereren hem. Maar daarmee krijgen ze hem niet terug. De graaf van Holland geeft rechters de opdracht om uit te zoeken wat er in Heusden is gebeurd. Er worden mensen verhoord, maar niemand wordt veroordeeld.