Kinderwetje van Houten

Het kinderwetje van Houten is bedoeld om overmatige arbeid en verwaarlozing van kinderen tegen te gaan (1874). Dit was de eerste wet die in Nederland een einde moest maken aan de kinderarbeid. De wet is tot stand gekomen door de liberale politicus Samuel van Houten. In deze wet verbood hij kinderen tot 12 jaar in fabrieken te werken. Het was echter alleen toepasselijk op veldarbeid en niet bij huiselijke of persoonlijke diensten.
Voordat deze wet in werd ingevoerd was kinderarbeid erg gebruikelijk in Nederland. Dit kwam door de armoede. Het was vooral de schrijver Jacob Jan Cremer, die in 1863 een textielfabriek in Leiden had bezocht, die fel reageerde tegen kinderarbeid. Hij beschreef de kinderen die er werkten als fabriekskinderen. Toen hij dit verhaal aan grote menigten in Nederland voorlas, maakte dat grote indruk op zijn toeschouwers, maar de politiek reageerde te traag volgens hem. Toen hij genoeg aanhangers had werd er pas actie genomen in Nederland en werd de wet ingevoerd in 1874.
Doordat de uitvoering van de wet nauwelijks werd gecontroleerd, ging in de praktijk het inzetten van jonge kinderen in de fabrieken nog steeds door. De kinderwetten in 1901 maakte officieel een einde aan de kinderarbeid, door de invoering van de leerplicht. Deze verplichtte het voor kinderen tussen de 6 en 12 jaar om naar school te gaan.
Het kinderwetje van Houten heeft een bijdrage aan de rechtsstaat en parlementaire democratie geleverd, omdat het ervoor heeft gezorgd dat kinderen zoals ik nu gewoon naar school kunnen en een opleiding kunnen volgen. Als dit nooit gedaan was een groot gedeelte van de Nederlandse bevolking nog steeds analfabeet geweest.