De es
Graan, zoals rogge, werd verbouwd op de es. Dat was een stuk land dicht bij de buurtschap, waarop elke boer een aantal kleine akkertjes had. De akkers van elke boer lagen verspreid over de es. De boeren moesten daardoor samen overleggen over het bemesten, ploegen en oogsten.
Zandgrond is van nature niet erg vruchtbaar. Om toch een goede oogst te krijgen is er mest nodig. Die mest kwam van schapen en koeien.
In het dorp Zuidwolde zijn de Steenbergeres en de es van Kerkenbosch bijna geheel bebouwd met huizen. De essen van kleinere buurtschappen als Ten Arlo, Veeningen, Drogt en Bazuin, Linde en Nolde zijn nog goed te herkennen. De talloze kleine akkertjes zijn wel samengevoegd tot grotere percelen. Er wordt bijna geen graan meer verbouwd maar andere gewassen.
De brink
De brink is een open ruimte met gras en grote eikenbomen. Hier werden elke ochtend de schapen van alle boeren uit de buurtschap verzameld. Een schaapherder ging met de kudde naar het veld. Van mei tot november werden ook de koeien vanaf de brink naar de weilanden gebracht. ’s Avonds keerden de dieren volgevreten terug naar de stal. De mest die ze ’s nachts produceerden werd gebruikt op de akkers op de es.
Alleen de brink van Linde is nog herkenbaar als brink. De brink op Ten Arlo is nog aanwezig, maar is niet beplant met zwaar eikenhout.
Wei- en hooilanden
Weilanden waren vaak lager gelegen en daardoor niet geschikt voor het verbouwen van graan, maar wel voor gras. Dichtbij een beek – in Zuidwolde het Oude Diep en de Reest – lagen de hooilanden. In de winter overstroomde de beek de hooilanden, waardoor gras hier heel goed wilde groeien. Die hooilanden waren heel belangrijk. Hoe meer hooi, des te meer koeien en schapen konden worden gehouden. En meer dieren betekende meer mest voor de akkers op de es.
Veld en veen
Het veld was een uitgestrekt gebied waar heide groeide, maar ook verschillende soorten gras. Hier liet men koeien en schapen hun buik vol eten. Ook werden er plaggen gestoken, die als strooisel dienden in de stal. Vermengd met de uitwerpselen van de dieren werden ze vervolgens over de akkers op de es uitgespreid.
Niet iedere boer mocht evenveel dieren weiden op het veld. Oorspronkelijk had iedere boer in de marke een gelijk recht, waardeel geheten. Door vererving en toename van de bevolking waren waardelen gesplitst, sommige meer dan andere. De omvang van ieders waardeel bepaalde hoeveel koeien en schapen men mocht weiden op de gemeenschappelijke markegronden.
Het veen was een vrijwel ontoegankelijk moerasgebied. Aan de randen ervan werd turf gestoken. De turf, gedroogd veen, werd gebruikt als brandstof voor verwarming en om op te koken.