Voor de klas

Leerplicht bestaat in ons land vanaf 1901. De meeste kinderen gingen daarvoor van hun zesde tot hun twaalfde jaar ook wel naar school, maar als het druk was op de boerderij of in het veen moesten kinderen daar meehelpen. Kinderarbeid was al in 1874 verboden, maar dat gold alleen voor werk in de fabriek. Bijna geen enkel kind ging na de 12e verjaardag nog naar school. De leerplicht duurde toen zes jaar. Door wetten is de leerplicht steeds meer uitgebreid.

Een hoofdschool en twee bijscholen
Over het onderwijs in Zuidwolde voor 1800 is weinig bekend. Door een brand zijn veel oude documenten over die tijd verloren gegaan. Wel weten we dat er in de 17e eeuw al een school stond in Kerkenbosch. Die stond tegenover het gemeentehuis. Regels over hoe en wat er op school geleerd moest worden waren er niet. Lezen, schrijven en een beetje rekenen, dat was het wel.
Kinderen van alle leeftijden zaten in één lokaal. Een opleiding tot schoolmeester bestond niet. Vaak waren het mensen die minder geschikt waren voor het boerenwerk.
Naast de hoofdschool in Kerkenbosch waren er twee winterbijscholen, in Linde en in Veeningen. Daar werd alleen in de wintermaanden les gegeven.

Overheidsbemoeienis
Na 1800 ging de regering zich steeds meer met het onderwijs bemoeien. Er kwamen betere scholen en onderwijzers moesten een diploma hebben. Ook werd voorgeschreven in welke vakken les gegeven moest worden. Nieuwe vakken waren vaderlandse geschiedenis, aardrijkskunde en zingen, vooral vaderlandse liedjes.
De klassen waren vaak erg groot, tot wel veertig of vijftig kinderen. De meester en de juffrouw waren veel strenger dan nu en deelden soms fikse straffen uit, zelfs wel met een liniaal of het Spaanse rietje.
Door toename van de bevolking werden er nieuwe en modernere scholen gesticht. In Zuidwolde, Veeningen en Linde werd het oude schooltje vervangen door een nieuwe. Ook Kerkenveld en Drogteropslagen kregen een school.

Openbare en christelijke scholen
In het begin van de 19e eeuw waren alle scholen gemeentelijk. Maar niet iedereen vond dat goed. Er waren mensen die vonden dat de school meer moest aansluiten bij hun godsdienstige overtuiging. Zo’n eigen christelijke school mocht wel, maar dan moesten de ouders die zelf betalen. Geleidelijk aan kregen deze bijzondere scholen ook subsidie van de overheid. Zo kon in 1903 in Zuidwolde een School met den Bijbel de deuren openen. Deze school ging uit van de gereformeerde geloofsgemeenschap. Later kwam er nog en christelijke school in Drogteropslagen en een in Alteveer.

Voortgezet onderwijs
In de 20e eeuw won het inzicht terrein dat ook boerenzoons meer theoretische kennis moesten hebben om de boerderij van hun ouders voort te kunnen zetten. Vandaar dat er vanaf de jaren '30 gestreefd werd naar de oprichting van een lagere landbouwschool. Die kwam er tijdens de Duitse bezetting, in 1944. Eerst was de school gehuisvest in een voormalig café, maar in 1950 werd een eigen gebouw aan de Oosterweg geopend.

Ook voor meisjes werd een speciale school opgericht die hen moest voorbereiden op hun toekomst als huisvrouw, moeder en boerin, de landbouwhuishoudschool. De straat waar de school stond heet nu De Korenbloem. Dat was de naam van de huishoudschool. Beide scholen bestonden maar kort en moesten sluiten door een tekort aan leerlingen. De landbouwschool sloot in 1964, de huishoudschool in 1973.