Watersnood

13-14 januari 1916

Op 13 en 14 januari 1916 stak een zware storm op in Nederland. In de weken ervoor stond er al een krachtige tot stormachtige zuidwesten- en westenwind waardoor veel water vanuit de Noordzee tegen de kust aan werd gestuwd en in de Zuiderzee stroomde. Het water in Noordzee en Zuiderzee stond daardoor al 30-70 centimeter hoger dan gewoonlijk. Op 11 januari was er ook een storm uit het noordwesten die het water verder opstuwde.

Vanaf 13 januari trok er nogmaals een storm over, het gevolg van een lagedrukgebied bij IJsland. De wind kwam uit het noordwesten, waardoor nog meer Noordzeewater naar de Nederlandse kust werd gedreven. De storm hield lang aan, de wind bleef in Den Helder gedurende achttien uur ten minste windkracht 8 en maximaal 10 en bij Hoek van Holland werd zeven uur lang windkracht 11 gemeten.

Het water bereikte bij vloed op verschillende plaatsen, zowel in het Zuiderzeegebied als aan de Noordzeekust, een stand van meer dan drie meter boven NAP. Voor het Zuiderzeegebied werden de hoogste waterstanden rond vijf uur in de ochtend van 14 januari bereikt. Recordhoogtes werden gemeten in Spakenburg, Muiden, Zeeburg en Marken.

De stormvloed viel samen met een verhoogde waterstand in de bovenrivieren, daardoor nam de druk op winterdijken sterk toe. Er ontstonden op tientallen plaatsen dijkbreuken en er was op veel plaatsen schade aan het binnenbeloop en de bekleding van de dijken. In de provincie Noord-Holland vielen 21 doden, terwijl er bij diverse scheepsrampen nog eens 32 mensen omkwamen. Koningin Wilhelmina bezocht de getroffen gebieden.
Illustratie: Verdronken koe naast een boerderij als gevolg van de Watersnood Waterland 1916, Collectie Martin Monnickendam, auteursrechtvrij.