De eiermarkt

Kippen houden wordt lucratief

Het is een idyllisch beeld. Een klein aantal kippen dat op het boerenerf zelf het kostje bijeen scharrelt. Tot rond 1900 vooral voor eigen gebruik. Wat men teveel heeft, wordt geruild met de plaatselijke bakkers. Maar vanaf de jaren ’20 van de vorige eeuw ontwikkelt de pluimveehouderij zich tot een geïntegreerd onderdeel van het kleine gemengde boerenbedrijf op de zandgronden van oost-Nederland.

Ook in Zuidwolde, waar veel kleine boerenbedrijven zijn, neemt het aantal kippen na de Eerste Wereldoorlog toe. Kippen worden niet meer alleen voor eigen gebruik gehouden. Er wordt voor de – vooral Duitse – markt geproduceerd. Eierhandelaren kopen de eieren op waardoor een eiermarkt ontstaat. Op een vast moment en een vaste plek.
Kippen lopen niet meer los op het erf, maar in een nacht- en leghok met een omheinde ren. Op een kleine ruimte kunnen met lichte inspanning en tegen lage voerkosten een 50-tal kippen probleemloos worden gehouden.

Ook bij burgerwoningen met een grote tuin verschijnen kippenhokken, vaak een geprefabriceerd standaardmodel. Kippen houden is lucratief. Het aantal bouwvergunningen voor een kippenhok loopt rond 1930 in de gemeente Zuidwolde op tot meer dan honderd per jaar.

Andere kippen
Vanouds heeft elke streek zijn eigen kip: het Drentse, Friese, Twentse hoen en de Groninger meeuw. Landrassen die weinig eisen stellen aan voeding en verzorging en goed bestand zijn tegen ziekten. Nadeel is hun lage eierproductie. Door toenemend economisch belang worden nieuwe rassen geïntroduceerd als de Barnevelder en de witte leghorn. Die leggen meer en grotere eieren.

Naar een eiermarkt
Door de toegenomen productie voldoet lokale afzet niet meer. Kippenhoudsters (het houden van kippen en de verkoop van de eieren, was de taak van de vrouw) gingen op woensdagmiddag met hun manden met eieren langs de Hoofdstraat staan, want dan kwamen eierhandelaren uit Meppel en Hoogeveen door Zuidwolde, op de terugweg van de eiermarkt in Avereest. Zo ontstond spontaan een eiermarkt, al snel met toestemming van de gemeenteraad. Verkeersveiligheid speelde niet, autoverkeer was er nauwelijks.

Bij regenachtig weer is het verkopen en verpakken van de eieren geen pretje. Daarom stelt Jan de Vries in 1923 een ruimte achter zijn café De Linde (nu is daar het busstation) beschikbaar voor een overkapping. Deze overkapping wordt betaald door de gezamenlijke winkeliers, die daar natuurlijk belang bij hadden.
En het is een succes. De aanvoer van eieren stijgt explosief van 300.000 in 1925 tot 3.692.000 in 1938. De eerste jaren is de aanvoer door het jaar heen zeer wisselend. Dat wordt stabieler door de komst en uitbreiding van het elektriciteitsnetwerk.

Na de oorlog
Tijdens de Duitse bezetting neemt het aantal kippen sterk af. Kippen zijn als graaneters concurrenten van de mens. Kippen mogen dan alleen nog gevoerd worden met het afval van het boerenbedrijf.
De eiermarkt wordt daardoor overbodig en wordt vanaf oktober 1941 niet meer gehouden.
Na de oorlog duurt het lang voor de hoeveelheid kippen, en dus ook de eierproductie, weer op peil is. Door het ontbreken van aanbod duurt het tot maart 1949 voor er over opening van de markt gesproken wordt. De eerste marktdag – nu op dinsdag – worden maar 500 eieren te koop aangeboden. Toch zal in de loop van de jaren ’50 de aanvoer weer stijgen tot 20.000 eieren per week. Als eind jaren vijftig het café plaats moet maken voor het busstation, wordt er een nieuw marktterrein aangelegd op de hoek van de Hoofdstraat en de Burgerzinstraat.

Wat verandert is dat het aantal fors afneemt. Eierhandelaren zetten namelijk eierverzamelaars in. Dat zijn vooral boeren met een klein bedrijf die met paard en wagen bij de boeren langs gaan om de eieren op te halen, deze thuis in een eierloods te sorteren en in kisten te verpakken.

Het einde
Schaalvergroting in de agrarische sector zorgt er in de jaren zestig voor dat de kippenhouderij zich ontwikkelt tot een aparte gespecialiseerde sector. Het kleine gemengde boerenbedrijf verdwijnt. Ook de eiermarkt legt het loodje. Begin 1968 is de wekelijkse aanvoer nog zo’n 18.000 stuks, maar in de weken daarna daalt die fors. Na 8 februari wordt de markt, die 45 jaar heeft bestaan, niet meer gehouden.