Suthwalda op de kaart

Tijd van monniken en ridders/tijd van steden en staten

Waar de mensen uit de prehistorie gebleven zijn, weten we niet. Sporen van menselijke bewoning uit de Romeinse tijd of de vroege middeleeuwen zijn niet aangetroffen. Het landschap veranderde gedurende deze eeuwen langzaam in een bosgebied.

Loo en wold
Op de droge zandgrond van de Rug van Zuidwolde was een open loofbosstructuur ontstaan. Op open plekken vestigden zich in de loop van de achtste eeuw mensen. Deze mensen gebruikten het bos, loo genoemd, als veeweide en ze legden akkertjes aan. Zo ontstonden aan de beide uiteinden van de Rug van Zuidwolde, Ten Arlo en Ten Uutlo, het huidige Nolde.
Op het vochtige veengebied aan weerszijden van de Rug groeide veel weekhout, zoals berk, wilg, populier en els. Dit soort onontgonnen gebied zonder menselijke activiteit werd wold genoemd door de mensen die zich vestigden op de Rug.

Suthwalda
De vroegste schriftelijke vermelding van Zuidwolde dateert uit het jaar 1275. De bisschop van Utrecht was toen de baas over Drenthe. Het dagelijkse bestuur liet hij over aan de burggraaf van Coevorden. Dat was in 1275 Hendrik van Borculo. Op 30 april van dat jaar gaf deze burggraaf aan Rudolf van Echten het eeuwige recht om belasting te heffen in Suthwalda.

Het ging om een belasting van 10% van de opbrengst van de gewassen die werden geoogst. De inning van deze belastingen, de tiende, gebeurde eerst in natura, waarbij de tiendheer letterlijk een tiende deel van de oogst op de velden ging ophalen. Later kon ook in geld worden betaald.

De tienden vormden een zware last. Toen de boeren van Steenbergen en Ten Arlo in de 17e eeuw hun venen afgroeven kochten zij van de eerste opbrengst van de turf de tienden af. De inwoners van de andere buurtschappen deden dat 100 jaar later.

Waarom Hendrik van Borculo de Van Echtens het recht gaf om tienden te heffen in Suthwalda is onbekend. Verondersteld wordt dat de Utrechtse bisschop zijn gezag in deze streek wilde versterken. De Heren van Ruinen, die van de bisschop van Utrecht onder andere zeven hoeven in Zuidwolde in leen hadden gekregen, zouden zich weinig meer van het oppergezag van de bisschop hebben aangetrokken. Door de invloed van de Van Echtens te vergroten, zou de macht en invloed van de heren Van Ruinen ingeperkt worden in het gebied Suthwalda. 

Nog geen dorp
Met de naam Suthwalda werd een gebied aangeduid, geen dorp in de betekenis van nu. Hoe de mensen in de late Middeleeuwen samenleefden, is niet met zekerheid te zeggen. Aangenomen wordt, dat verspreid op de Rug van Zuidwolde, kleine boerengemeenschappen zijn ontstaan. Van noord naar zuid zijn dat Ten Arlo, Steenbergen, Kerkenbosch, Linde en Nolde. Daarbuiten lagen op enkele kleine zandophopingen in het veengebied ten westen van deze stuwwal Drogt, Bazuin en Veeningen. Langs de Reest ontstonden Rabbinge, Pieperij en Bloemberg. Al deze nederzettingen waren niet groter dan enkele boerderijen.