Grafheuvels op de Ekelenberg
In 1898 waren arbeiders bezig om in opdracht van de Maatschappij voor Boschcultuur de Ekelenberg om te spitten voor het planten van dennen en hakbos. De Ekelenberg was toen nog een boomloze, met heide begroeide hoogte. Bij hun werk ontdekten de arbeiders donkere kringen in de grond. In het midden daarvan troffen ze een aardewerken pot. Het bleek een urn te zijn. Vorm en inhoud daarvan leken sterk op de urnen die op andere plaatsen in Drenthe aangetroffen waren. De heuveltjes op de Ekelenberg waren tumuli, grafheuvels.
De eerste bewoners waren boeren. Zij leefden in de prehistorie. Dat is de tijd dat de mensen nog niet konden lezen en schrijven. Archeologen onderzoeken sporen in de bodem om te weten te komen hoe deze boeren leefden. Naar de vorm van het gevonden aardewerk, dat lijkt op een trechter, worden deze mensen het Trechterbekervolk genoemd. Vroeger werden ze ook wel Hunebedbouwers genoemd, naar de graven van grote zwerfstenen die zij elders in Drenthe gebouwd hebben. Maar in Zuidwolde is nooit een hunebed gebouwd.
In 1898 werd er geen systematisch onderzoek door archeologen gedaan. Maar toen in 1935 achter het huis Ommerweg 13 opnieuw een urn werd gevonden, begon professor Van Giffen uit Groningen een systematisch onderzoek. Daarbij kwamen meerdere trechterbekers aan het licht, samen met kommen, stenen bijlen, hamers, een maalsteen en pijlpunten. Deze vondsten kwamen uit een vlakgraf dat bijzonder groot was, de afmeting van dit graf was wel 15 bij 10 meter.
De tumulibouwers verbrandden hun doden niet. De urnen in het graf waren gevuld met voedsel voor de dode op zijn reis naar het leven aan gene zijde.
Ook aan de westzijde van de Ommerweg zijn grafheuvels aangetroffen, die in 1954 door Van Giffen werden onderzocht. Door eerdere wilde opgravingen waren de grafheuvels beschadigd, waardoor het resultaat tegenviel. Wel kon vastgesteld worden dat de opgegraven botten uit de overgang van Nieuwe Steentijd naar de Bronstijd stamden (2800 – 2000 v. Chr.).
De Luitenantsbargies op Nolde
Verder naar het zuiden, op Nolde, liggen nog twee prehistorische grafheuvels, de Luitenantsbargies. Deze zijn nooit wetenschappelijk onderzocht. Ter plekke hebben twee onbekende jongens honderd jaar geleden een vuurstenen dolk gevonden, die nu in het Drents Museum bewaard wordt. De dolk is uniek voor Nederland, want het is de enige van zijn soort die in ons land als grafgift is aangetroffen. De dolk met een lengte van 20 centimeter is ongeveer 4000 jaar oud.