Al bij zijn aantreden in 1371 zag bisschop Arnoud van Horne zich geconfronteerd met flinke schulden. Dat zou hem er niet van weerhouden om zich al spoedig te mengen in de opvolgingsstrijd in het naburige graafschap Gelre. Vervolgens raakte hij in 1373 in oorlog met Albrecht van Beieren, die het graafschap Holland en Zeeland bestuurde. Aanleiding vormde de aanleg van een sluis in de Nieuwevaart bij Vreeswijk door de stad Utrecht. Deze was bedoeld om de doorvaart op de Nieuwevaart en de Vaartsche Rijn te verbeteren en daarmee de bereikbaarheid voor schepen vanaf de Lek. Ter verdediging van deze sluis had de stad meteen een versterking laten optrekken bij de invaart vanaf de Lek, de Gildenborg. De stad Dordrecht zag hierin een aantasting van haar handelsbelangen en had zich bij Albrecht beklaagd en ook de heer van Vianen voelde zich in zijn macht bedreigd. Utrecht weigerde echter om de aanleg van de sluis en de Gildenborg ongedaan te maken en een oorlog was het gevolg. Bisschop en stad trokken hierin samen op tegen de legermacht van Albrecht, die de Gildenborg na een wekenlange belegering wist in te nemen. Later slaagden de Utrechters er echter in die weer te heroveren. De strijd golfde heen en weer en uiteindelijk kwam het in maart 1375 tot een verzoening. Utrecht mocht de sluis behouden, maar moest de Gildenborg afbreken.
De stad en de bisschop hadden een hoge prijs moeten betalen voor deze oorlogen. De bisschop stond voor 70.000 guldens in het krijt en zag zich genoodzaakt een bede te vragen van zijn onderdanen. Dat had hij al tweemaal eerder gedaan, waarschijnlijk zonder succes. Dit keer leidde zijn verzoek tot langdurige onderhandelingen met de Staten. Dagenlang werd er vergaderd en op 5 mei kwam het tot een akkoord, waarbij de bisschop zijn bede kreeg en de Staten hun Landbrief. Het opmaken van alle exemplaren daarvan was nog een heel karwei, maar op 17 mei was het werk klaar en konden alle partijen deze bekrachtigen met hun zegel.