Op de zolder van de strandjutter

Op de zolder van de strandjutter.

 

Zo hier en daar zie je in de dorpen een erf, waarvan je denkt: hier kon wel eens een jutter wonen. Soms kun je dat aan de buitenkant van een woning helemaal niet zien, op een klein stilleven van enkele schelpen en een kruikje na lijkt het op het huis van een doorsnee- Amelander.                        Voor de deur van de garage staat een wendbaar brommertje, het dagelijks vervoermiddel, binnen staat de brommer, die jarenlang meeging naar strand en duinen, rood van het roest bejaard te zijn. Als je dan de uitnodiging accepteert  om mee naar de zolder te gaan, blijkt er een wereld aan vondsten uitgestald te zijn en  word je al snel meegesleept in het verhaal en het hoe en waarom van de vondsten van de jutter.

Eigenlijk is hij ook verzamelaar, want vertelt hij: “Ik heb eigenlijk drie takken: het strandjutten, het zoeken op het maisveld (de omgeploegde velden) en in de duinen. In de duinen zoek ik dan speciaal naar reeënschedels”.

Eenmaal op de jutterszolder kom je ogen tekort en passeren er  voorwerpen met mysterieuze verhalen en andere vondsten melden hun afkomst met vormen en letters en soms zelfs jaartal en datum.

De jutter toont  wonderlijk gekleurd steenmateriaal, de binnenkant lijkt vulkanisch, de buitenkant is van een  zilverkleurig  of koperkleurig materiaal met een blauw schijnsel wat hij vond bij de zandsuppletie in Hollum. Ze zijn mooi en mysterieus tegelijk, waar komt dit eeuwenoud vulkanisch mineraalmateriaalvandaan?                                                                            En in de afgelopen 2 winters vond hij bij dezelfde zandsuppletie een sigarenkistje vol Duitse en Engelse patroonhulzen.  De patroonhulzen zijn totaal verschillend maar duidelijk uit Wereldoorlog ll. Naast het sigarenkistje staat een veel grotere doos, vroeger zaten er nieuwe laarzen in, maar nu haalt de jutter er een groot stuk gewei uit. Het is zo’n 70 cm. lang en de diepe zwarte kleur verraadt hoe oud het is: zo’n 10.000 jaar oud. Uit dezelfde doos komen de slagtand van een walrus, een oeroude wervel, ook een fossiel, een potvistand, de tanden van een ijsbeer en van een zwijn. Een wild zwijn zo te zien aan de grootte van de tand. En  die ijsbeertand? Kwam die mee met een walvisvaarder en is het schip met de haven in zicht toch nog vergaan?                                                                                        De tanden kwamen te voorschijn toen de zandsuppletie in Buren werd uitgevoerd. Met zand dat van 3 kilometer diepte van verder op de Noordzee werd opgezogen  en op het strand tussen paal 17 en 19 werd opgespoten. Is er  tijdens het opzuigen een potvisgeraamte geraakt? De jutter vermoedt dat wel want hij kan een flink aantal brokken van beenderen van dit dier laten zien. Jammer dat het niet meer intact naar boven kwam.

En ondertussen kijken meerdere schedels van het Amelander reewild met ons mee…..

Ze lijken ook geïnteresseerd   te zijn in het grote schelpmateriaal wat de jutter laat zien. In jaren van zoeken vond hij prachtige grote wulkschelpen, sommigen zijn vergroeid  met een grote oesterschelp, de knapste kunstenaar kan ze zo niet maken. Soms ziet hij dagen niets, maar dan opeens tijdens of na een storm stuift zo’n prachtige schelp bloot en is ie voor de jutter. Vroeger hadden de Amelander ouders geen geld voor speelgoed voor hun kinderen, maar speelden de kleintjes met “koeies”, deze spiraalvormig gedraaide schelpen, hun koeien, waarmee ze boerderij speelden.   

Maar opeens wordt de jutter een verzamelaar en wijst naar 4 kanonskogels; hij vond ze jaren geleden toen   het Gemeentehuis in Ballum werd uitgebreid en voor een gedeelte werd onderkelderd. Burgemeester Roel Casemir was vaak bij de graafwerkzaamheden te vinden, want ergens moesten een aantal kanonnen hebben gestaan, dicht bij de gracht, die om het kasteel liep. De kanonnen werden niet gevonden, die zaten waarschijnlijk nog dieper, maar de jutter/verzamelaar vond de kanonskogels, zo’n 10 cm. in doorsnee. In de vitrines van het Gemeentehuis zijn meer oude vondsten te zien uit de tijden van de Kasteelheren van Cammingha.

“Ik werk niet met een metaaldetector”, vertelt de jutter, “ik gebruik mijn ogen”. Toen het zand van onder het kasteel was afgevoerd, ging hij nog naar de stortplaats en vond daar ook nog interessante voorwerpen:  fibula’s,  een soort speld die op het Camminghaslot werd gebruikt om jassen te sluiten.

We laten onze ogen verder dwalen en komen aan bij de antieke kruikjes, soms zijn ze heel, soms half de grootte, die ze eens hadden. In vroeger eeuwen werden ze gedraaid en was het werk voor de pottenbakker. Dat hij in serie produceerde is te zien aan de oortjes, die er soms schots en scheef werden aangeplakt. Deze kruikjes verzamelde de jutter in verschillende kleuren, sommigen terrakleurig gebakken, sommigen veel  lichter tot bijna grijs.  Heel graag zou hij eens een baardmankruikje vinden (de hals wordt gevormd door een hoofd van een man met baard), hij heeft er wel een, maar die is  beschadigd.  Een katholiek bekertje staat er ook tussen met als afbeelding een mijter met linten erop. En mosterdpotjes in allerlei vormen.

En dan bekijken we een hele tijd stenen:                                                        strijkstenen;  voordat er strijkijzers bestonden  werden deze stenen warm gemaakt en werd daarmee gestreken.                                                            Mooie ronde stenen, maar kleiner dan de strijkstenen kwamen nadat ze warm gemaakt werden in de sokken, zodat de kinderen, maar ook volwassenen  warme sokken aan konden trekken voor ze gingen slapen.                                                                                                                            Wetsteentjes, waarmee mensen hun messen geslepen hebben, hun scheermessen ook en de sabels, nog eerder in de tijd.                                  Spinsteentjes, waarmee men primitief in combinatie  met een stokje met eindeloos geduld wol kon spinnen.                                                                  Vuursteentjes, zo dun dat men ermee kon snijden, men gebruikte ze vaak als tornmesje.                                                                                                   Al deze stenen, die vroeger een bepaald doel hadden vond de jutter in het maïsveld, bij de ruilverkaveling is namelijk stadsvuil op de akkers gestort om de grond rijker te maken aan voedingsstoffen. Ieder jaar wordt dit land geploegd en ook nu nog zoveel jaar na de verkaveling vindt men interessante gebruiksvoorwerpen: een glazen inktpotje , een zilveren naaldenkoker, met de naalden er weliswaar roestig nog in, een gouden en een zilveren munt, stenen gewichtjes voor aan het spinnenwiel, het is allemaal te vinden op deze Amelander zolder.

Maar misschien wel het mooiste deel van de collectie volgt nog: honderden en honderden pijpenkopjes,  de meesten gewoon wit, maar sommigen prachtig gevormd of beschilderd; zoals twee pijpjes, met aan de ene kant een anker en aan de andere kant een man met roeispaan, ze hebben duidelijk toebehoord aan een zeeman. Een pijpje heeft als mondstuk de vorm van een vissenbek met als pijpenkop het hoofd van een man, die uit de vissenbek tevoorschijn komt. Is het een kunstige afbeelding van Jonas in de Walvis? Verder is er een pijpenkop, die herinnert aan de regeringsperiode van Koning Willem lll, van 1849 tot 1880. Op deze zolder is alles fascinerend.

 Terug uit het maïsland naar de strandvondsten:

Veel minder oud, maar heel leuk zijn de Engelse bierflesjes, ze vermelden hun afkomst: Isle of Wight, Portsmouth, of uit het Duitse Hamburg meldt het flesje:  Sankt Pauli , het rode lichtjesgebied rond de Reeperbahn. En dan de wijnflessen, soms nog vol wijn, maar afgeslepen door zand en water van de branding, die de blauwe of groene fles de meest wonderlijk kleurspelingen geven.                                                                                      In de zandsuppletie bij Hollum vond hij ook zilveren vorken en lepels, een daarvan met een Christusfiguur op de steel, jammer dat niet na te gaan is uit welk wrak de lepel ten slotte tevoorschijn spoelde.

Verder ligt er een prachtige koperen boothaak en een stuk van een sextant en gesmede spijkers vast in wrakhout, wat nu zelfs door de spijkers niet meer bij elkaar gehouden kan worden, omdat het vergaan is. En de koperen kopbeitel ligt er, naast de vroegere, koperen brandblusser werkloos bij. De voorwerpen bij elkaar vertellen het verhaal van een gezonken schip, verdwenen onder het zand en door de zandwinning voor de zandsuppletie weer boven water en zand tevoorschijn gehaald en door de jutter gevonden.

En dan staan we opeens oog in oog met een legertje kaboutertjes, aangespoeld doordat een container over boord sloeg ten noorden van Terschelling, de container bleek gevuld te zijn met  kikkerbollen, golfsticks en deze tuinkabouters. Van hun oorspronkelijke kleur is niet veel over, brandingsgolven en zand sleten dat af. Maar ze zijn er niet minder leuk om.

En in grotere en kleinere vorm ligt daar barnsteen, verzameld in een groot aantal jaren.

Tja, wat vindt een jutter nog meer aan het strand: flessenpost natuurlijk. Heel recentelijk nog een brief van een jong paar, die ze op Pellworm, een Hallig met een paar boerderijen in zee gooiden op de dag dat ze trouwden. Maar ook een afscheidsbrief van iemand, die de zee inliep en afscheid nam van het leven. De brief van een journalist, die de laatste reis van het cruiseschip Queen Eisabeth van Southampton naar Hamburg beschrijft, voordat ze gerenoveerd zal worden.

En weer gaat er een schoenendoos open, dit keer gevuld met vogelringen. Iedere ring in deze doos is voorzien van een groter of kleiner papiertje al naar gelang de wijdte van het ringetje.  De  jutter tikt de ringnummers in op de computer en meldt dat de ring is gevonden. Hij krijgt dan informatie over de geringde vogel terug. Van overal vandaan zijn ze naar Ameland gekomen, de vogels.  Vanuit Noorwegen en Finland bijvoorbeeld, maar ook uit Nederland. Het verbindt deze Amelandse zolder met de vogelaars uit binnen- en buitenland.

De volgende doos die opengaat is veel groter en blijkt tot boven gevuld te zijn met Noordkrompen. Een Noordkromp is een stevige en vrij grote schelp, met afmetingen van 10 tot 13 cm., die voorkomt van de Witte Zee en IJsland tot aan de Golf van Biskaye toe. Het is een “die hard” onder de schelpen, want hij kan wel 300 jaar oud worden. Al tientallen miljoenen jaren komt de schelp voor. En de jutter verzamelde honderden van deze schelpen: “jammer toch, om ze te laten liggen”.  Leuk van deze tweekleppige schelp is het stevige slot met drie forse tanden.

Bij het naar beneden gaan van de zoldertrap kijken we tegen losgeraakte en weggespoelde “dit gebied niet betreden” bordjes aan; één valt extra op: het stond ooit op Rottum: “Kwetsbaar gebied”en “Rottum” staan er op. De Noordzeestroom beweegt meestal oostwaarts, maar niet in dit geval, het verbodsbordje van Rottum spoelde in westelijke richting.

En dan besluit de jutter toch onverwacht: hij toont een schedel van een bruinvis. Daar sta je verbluft bij te kijken; ineens krijg je inzicht in de evolutie, want de schedel van dit dolfijnachtige dier  heeft de vorm van een vogelkop maar dan veel groter. En de schedel van een rob, die hij me daarna nog laat zien is kleiner en heeft een andere vorm. Deze beide zeedieren hebben qua schedel weinig van elkaar en dat geeft te denken. Door het bekijken van de foto’s en dit verhaal begrijpt u nu welke schatten een Amelander zolder soms kan herbergen.

Door Joke Mosterman