Strandpalen

 

Het geheim van de strandpalen op Ameland

 

 

De Amelander en doorgewinterde Ameland-bezoeker hebben inmiddels al lang ontdekt dat er verschillende palen in het terrein staan:

 

- zwarte palen meteen witte kop

- zwarte palen met een rode kop

- zwarte palen met een blauwe kop

 

Het strandpalenstelsel van Ameland

Het strandpalenstelsel van Ameland

Het strandpalenstelsel werd gebruikt om de hoogte en breedte van het strand en het duingebied te meten

 

De strandpalen met witte en rode kop

 

Deze palen staan op het strand en in het duin. Ze maken deel uit van het zogenaamde Rijksstrandpalenstelsel. Rond 1880 is men op Ameland begonnen met het uitzetten van een strandpalen-stelsel. Paal 1 kwam te staan ten westen van Hollum, in oostelijke richting doorgenummerd tot paal 27, even ten zuidwesten van de Oerdblinkert. Paal 24 was destijds de meest oostelijke strandpaal, maar omdat het eiland in de jaren dertig van de vorige eeuw oostwaarts groeide, werd het stelsel in oostelijke richting verlengd tot paal 27. Het raaienstelsel werd langs de Wadkant van oost naar west doorgezet, vandaar dat het strand ten zuidwesten van Hollum paalnummers heeft die in de 40 zitten, te weten 47, 48 en 49, weer aansluitend op de eerder genoemde paal 1.

 

De palen met een witte kop zijn de zogenaamde hoofdpalen

 

De palen met een witte kop zijn de zogenaamde hoofdpalen

 

Het strandpalenstelsel werd gebruikt om de hoogte en breedte van het strand en het duingebied te meten. Langs de duinvoet was een basislijn ontworpen met haaks daarop om de 200 meter een meetlijn, ook wel raai genoemd. Zoals gezegd werden de basislijn en raaien in het terrein vastgelegd met palen. Vroeger waren het eikenhouten palen, later is gekozen voor tropisch hardhout omdat dit beter bestand is tegen de zogenaamde paalworm, een beestje dat de palen langzaam maar zeker op eet. De palen zijn 0,20 meter in het vierkant en 5 meter lang, de palen in het duin meestal 2,50 meter. In een aantal palen werd een koperen bout geplaatst die, via een meetmethode, van een hoogte ten opzichte van NAP (Normaal Amsterdams Peil) werd voorzien.

 

De palen met een witte kop zijn de zogenaamde hoofdpalen, ze staan op een onderlinge afstand van een kilometer, De palen met een rode kop zijn de tussenpalen, ze staan meestal op een onderlinge afstand van 200 meter, omdat dit geldt voor de rechte strandgedeelten. Daar waar de kust een kromming vertoont zoals bijvoorbeeld op de noordwestkust en de Hon, staan de palen op kortere onderlinge afstand in een soort waaiervorm. In de raaien, de haakse lijnen op de basislijn, werden meerdere palen geplaatst om op die manier een doorgaande meetlijn te verkrijgen waarmee de zee- en landwaartse metingen uitgevoerd konden worden. De basislijn werd als 0-lijn aangemerkt, de palen in de raai, ook wel hulppalen genoemd, kwamen daar dus zeewaarts (op het strand) of landwaarts (in het duin) te staan.

 

De hoofdpalen in de 0-lijn werden voorzien van de kilometernummering bijv. 17.000, de tussenpalen van de afstand uit de hoofdpaal bijv. 17.600, dus 600 meter uit de hoofdpaal (zie tekening).

 

De palen met een rode kop zijn de tussenpalen

 

De palen met een rode kop zijn de tussenpalen

 

Afhankelijk van de positie in de raai werd aan een hulppaal nog een nummering toegevoegd, namelijk de afstand uit de 0-lijn en de zeewaarts1 of landwaartspositie. Stond de paal zeewaarts dan werd er een ‘Z’ vermeld. Betrof het de tweede paal dan kwam bij de Z een Romeinse (II) met daarbij de afstand uit de 0-lijn, bijv. 200. De tweede buitenhulppaal in raai 17.600 op 200 meter uit de 0-lijn kreeg dan naast de vermelding 17.600 ook nog Z II 200 toegevoegd (zie tekening).

 

Stond de paal landwaarts, dan werd alleen de volgorde en afstand uit de 0-lijn toegevoegd. De eerste binnenhulppaal in raai 17.600 op 30 meter uit de 0-lijn, kreeg dan naast de vermelding 17.600, I 30 toegevoegd (zie tekening).Ter verduidelijking van de volgorde werden ook nog wel eens banden op de paal aangebracht, de tweede hulppaal kreeg dan twee rode banden.

 

Instructie kustmetingen Rijkswaterstaat, de aanduiding van de strandpalen

 

Instructie kustmetingen Rijkswaterstaat, de aanduiding van de strandpalen

 

Doordat de kust van Ameland sinds 1880 nogal wat hectares aan de zee heeft moeten prijsgeven, is de 0-lijn op de meeste plekken in zee verdwenen en bestaat het raaienstelsel hoofdzakelijk uit landwaartse palen. Voor strandmetingen e.d. worden ze niet meer gebruikt, hiervoor zijn moderne meettechnieken in de plaats gekomen, de meeste opnames geschieden vanuit de lucht. Rijkswaterstaat was van plan om alle palen op te ruimen, o.a. vanwege de onderhoudskosten, maar mede gelet op de cultuurhistorische waarde en het gemak om bij calamiteiten een lokale plaatsbepaling te hebben, is besloten het raaienstelsel intact te laten.

 

De palen behoren ongeveer een meter boven het strand uit te steken. In de stormperiode verlaagt het strand veelal en steken de palen dus verder boven het strand uit, omgekeerd kunnen door het opstuiven van zand, de palen minder ver boven het strand uitsteken. In het ene geval laten we de palen zakken en in het andere geval worden de palen omhooggetrokken, dit werk wordt meestal in het voorjaar uitgevoerd.

 

De blauwe palen staan in het binnenduin en markeren de zandige waterkering

 

De blauwe palen staan in het binnenduin en markeren de zandige waterkering

De palen met de blauwe kop

 

Deze staan in het binnenduin en markeren de zandige waterkering. Deze kering sluit aan de west- en oostzijde aan op de Waddenzeedijk en vormt met deze dijk een gesloten dijkring. De zandige kering bestaat uit natuurlijke duincomplexen en aangelegde stuifdijken. In de jaren tachtig van de vorige eeuw is door middel van het aanbrengen van zand, de kering op voldoende sterkte (hoogte en breedte) gebracht.

 

Om de kering in het terrein terug te kunnen vinden zijn er op markante en zichtbare plekken palen geplaatst. De palen staan niet op een vaste maat uit elkaar, hebben een blauwe kop met getal en een getekende driehoek. De driehoek staat voor de letter delta uit het Griekse alfabet, de waterkering werd in het begin ook wel Deltakering genoemde met een knipoog naar de toenmalige Deltawet. Het getal geeft de volgorde weer: de eerste paal (1) staat in het Hollumer bos, de laatste (81) staat in de Kooiduinen.

 

Tot slot: in de berm langs het fietspad door het duin (van Hollum naar 't Oerd) staan af en toe ook palen met een kilometerring. Deze palen maken geen onderdeel uit van het strandpalenstelsel, maar zijn bedoeld als oriënteringspunt voor fietser en wandelaar.

 

Door Tonnie Overdiep

 

Dit artikel is afkomstig uit een eerdere uitgave van magazine De Amelander en is met toestemming van de redactie geplaatst. © De Amelander

 

Lees meer: https://www.amelanderhistorie.nl