Paardenfokkerij deel 2

 

De paardenfokkerij op Ameland

Door: C.A. de Jong 26-03-1982

Bij het beschrijven van de paardenfokkerij kom ik als vaststaande gegevens steeds tegen, dat:
l.De overheid geregeld met raad en daad en vaak met
veel financiële offers getracht heeft de paardenfokkerij te stimuleren.
2.Het gebruiken van een dekhengst heeft altijd de goedkeuring van de overheid nodig gehad.
3.De Amelanders hebben altijd liefhebberij gehad aan het houden en verzorgen van paarden.

Om een beeld te krijgen van die overheid volgen eerst nog enige gegevens waarvan U de jaartallen mag vergeten. Ameland was vanaf de 9e eeuw leengoed van de Cammingha's. De eerste Vrij-en Erfheer was Teake van Cammingha. En Ameland was neutraal en onafhankelijk.
In 1654 werd er een afgezant naar Cromwell (Engeland) gezonden die de neutraliteit erkende. In de oorlog van 1672 werd het ook als neutraal beschouwd.
In deze tijd was Hendrik Casimir II stadhouder van de 3 gewesten Groningen,Friesland en Drenthe en was gehuwd met Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau.
Op 14 augustus 1687 kregen zij een zoon, genaamd Johan Willem Friso. In 1696,Johan Willem Friso was toen 9 jaar, overleed zijn vader en erfde hij het stadhouderschap onder voogdij van zijn moeder Amalia.
In 1702,15 jaar oud,werd Johan Willem Friso krachtens testamentaire beschikking universeel erfgenaam van Koning (d.i.)stadhouder Willem III en kreeg de titel Prins van Oranje.
In 1704,dus twee jaar later,kocht de weduwe van de eerder genoemde Hendrik Casimir,het eiland Ameland voor 170.000 gulden van de erfgenamen van de laatste Cammingha (Frans Duco) van Schwartzenberg en Hohenlandsberg,bestemd voor Johan Willem Friso,haar zoon.
Johan Willem Friso studeerde aan de hogeschool in Franeker en in Utrecht en huwde in 1709 op 22-jarige leeftijd met Maria Louise van Hessen-Kassel,de latere zeer bekende,in Leeuwarden wonende Marijke Moei (Meu). Vanaf deze tijd is bekend dat Johan Willem Friso de stoeterij heeft gesticht, of voortgezet en dat dit gevestigd was in of bij het Slot te Ballum. In deze zelfde tijd is ook de vogelkooi met de landerijen oesterbanken en gebouwen gesticht.
Eer dat ik de bekende gegevens van de stoeterij ga vertellen,wil ik vermelden ín welk een tragische ontwikkeling dit alles terecht kwam.
Wij kunnen ons een voorstelling maken dat deze jongelui met enthousiasme het eiland vooruit wilden helpen.
In 1711,het tweede jaar van hun huwelijk was Johan Willem Friso in Frankrijk en werd in haast teruggeroepen naar Den Haag,omdat er onenigheid dreigde met de opvolging
en nalatenschap van Koning-stadhouder Willem III. Bij de overtocht met de pont over het Hollands Diep bij de Moerdijk slaat deze om en verdrinkt Johan Willem Friso. Zijn vrouw is in verwachting en op 1 september 1711 wordt er een jongetje geboren en wordt genoemd Karel Hendrik Friso. De latere Willem IV. Zijn moeder werd regentes. Gedurende het begin van de stoeterij was Gerbrandus Metz te Ballum op het Slot rentmeester over de Nassause Domeinen, geboren ca.1665,overleden 1727 en gehuwd vóór 1697 met Hesther Meinderts Bootsma, overleden 10 october 1737 beiden te Ballum.
Een zoon van hen, Derk Metz,geb.5 januari 1712 en overl.25 december 1792 (80 jaar), gehuwd op 2 december 1736 met Janke Hendriks. Deze was pachter van de boerderij en tevens verzorger van de hengsten van de stoeterij.
Het eerste bewijs van het bestaan van de stoeterij is afkomstig van een schrijven van de rentmeester Gerbrand Metz,op 29 december 1717 aan Hare Hoogheid, dat door de storm in het laatst van december alles onder water heeft gestaan, de oesterbanken,nieuw aangelegd,waren vernield, de dijken weggespoeld en de paarden waaronder de prachtige Arabische en Engelse hengsten hadden in de stallen van het Slot tot het lijf in het water gestaan. (Aukes blz.93, boekje Kardinaal de Jong).
Vervolgens een schrijven van de Princes op 29 maart 1729, Het volgende, daterende van 1767,dus 10 jaar later,is van griffier Andesch en is een gevolg van de resolutie van de Raad en van M.van Wetzens, rentmeester van de vrije en soevereine Erfheerlijkheid Ameland,in hoeverre de Prins de stoeterij zou willen voortzetten. De griffier dhr.A.Ardesch
meren omtrent de toestand der Domeinen. Het rapport bevatte de volgende gegevens:Van de drie hengsten was een gestorven,van de andere was een bruine 20 jaar oud en een van 16 jaar oud (de zwarte).
Gedurende 10 jaren, van 1756-1765, waren de gezamenlijke kosten van de drie hengsten 7103-9-12.Aan dekgelden was geïnd 2558-17, zodat de stoeterij in tien jaar 4544-12-12 had gekost, dat is een jaarlijks verlies van 454 gulden.
Het dekgeld was 2 gulden en de secretaris kreeg 3 stuivers voor het innen van de penningen. Wanneer er drie nieuwe hengsten moesten worden aangeschaft kostte dit minstens f1.1800,-
Volgens de pachter van Zijne Hoogheids boerenbedrijf Derk Metz, en de rentmeester van Wetzens zouden de oude hengsten niet meer als vier dukaten waard zijn. Voorgesteld wordt het houden van hengsten voor rekening ten laste van Zijne Hoogheid
tot het houden van keurspringhengsten op een behoorlijk reglement, voorlopig tot mei 1776.Het reglement van de provincie Friesland zou hier voor als model kunnen dienen. Derk Metz verzocht het dekgeld te mogen brengen op 3 gld.
maar dit werd door de rentmeester van Wetzens afgewezen, omdat dit al te veel geschreeuw onder de ingezetenen zou veroorzaken. Reden waarom het dekgeld en de provisie bleef als van ouds.
Op 30 december 1767 wordt door de Prins van Oranje een order en reglement vastgesteld over het houden van keurspringhengsten en wanneer daarvan wordt afgeweken, degene gestraft zal worden met een boete van 25 gulden en verbeurdverklaring van de hengst.
Aldus een gedrukt exemplaar in het Rijksarchief aanwezig (Nassausse Domeinen no.10215).Dit was het einde van de stoeterij.
De financiële afwerking was als volgt:
l. Derk Metz krijgt de beide hengsten gratis en moet in het vervolg zorgen voor nieuwe hengsten, onder goedkeuring van de Prins en zich houden aan het reglement.
2.Er zijn nog vier merries geschonken aan boeren om hiervan goede veulens te fokken,dit brengt nog 75 gulden op.
3.De 70-jarige Hermanus de Graaf was oppasser bij de hengsten en kreeg als vergoeding jaarlijks 50 gulden en een kostgeld van 4 gulden per week, totaal fl1.258,-
Hij krijgt een gratificatie van 20 gulden en behoudt
zijn vergoeding zolang hij leeft. Hetzelfde is het geval met Meine Reimers,maar hij krijgt minder omdat hij omroeper is in Hollum en tevens visafslager aldaar.
Er zijn nog twee rapporten bekend,namelijk van 21 mei 1771 en 17 januari 1794 dat de reglementen worden nageleefd en er steeds twee schone hengsten worden gehouden, tot ieders tevredenheid. Het meest Oldenburgers en Holsteiners. Vermoedelijk zullen er nieuwsgierigen zijn hoe dat het met dat jongetje is gegaan die geboren is nadat zijn vader was verongelukt.
Allereerst iets over zijn moeder ‚Maria Louise. Deze zo jong geworden weduwe is 78 jaar geworden. Zij heeft in Leeuwarden gewoond en leefde in grote eenvoud en was algemeen geliefd wegens haar vriendelijkheid en liefdadigheid,reden waarom men haar doorgaans de bijnaam had gegeven van Marijke Meu (tante).
Haar schilderij is te zien in het Fries Museum. Haar zoon Willem IV zal op zijn moeder geleken hebben,want die is een Koning geweest waarvan niet veel is uitgegaan, allicht door zijn goedaardig karakter. Tot aan zijn meerderjarigheid oefende zijn moeder het regentschap uit. Hij trouwde 25 maart 1734 ,22 jaar oud,met Anna van Hannover en overleed 22 october 1751 op 40-jarige leeftijd. Hun zoontje,de latere Willem V‚geboren 1748,was toen 3 jaar en diens moeder kreeg toen het regentschap.
Na haar overlijden op 12 januari 1759 vervielen de stadhouderlijke functies aan de gewestelijke staten en werd de Hertog van Brunswijk-Wolffenbuttel voogd
tot prinses meerderjarigheid op 8 maart 1766,18
jaar oud. Hij trouwde op 4 october 1767 met Wilhelmina van Pruisen. Dit valt samen met het einde van de stoeterij. Wanneer ik de foto van deze Wilhelmina bekijk, rijdende op een Amelander paard,bles met vier witte benen, dan doet mij dat denken aan onze Wilhelmina waarvan Churchill in de oorlog zei dat hij in haar de meest kranige en moedige kerel van Nederland had meegemaakt (The only man in the Dutch Government).
Koning (?) Willem V heeft wel tot aan 1795 gezorgd dat Ameland steeds goede hengsten kreeg. Meestal of vaak uit zijn eigen stallen.
Op 21 januari 1795 krijgen we de Franse overheersing. Over deze periode tot 1825 kan ik kort zijn. In die periode gelastte Koning Lodewijk Napoleon de invoer
van enkele Engelse hengsten,en later Friese, Noorse en Oldenburger hengsten.
Een rapport van 1825 beschrijft dat het er met de fokkerij op Ameland niet rooskleurig uitziet. De verkoop van veulens was van 60-80 gulden gedaald tot 20 gulden per stuk.
De achteruitgang wordt geweten aan het karige voedsel, gebrek aan voldoende weiland,het te vroeg spenen van de veulens en de verkoop en uitvoer van de beste veulens. Ook wordt herhaaldelijk vermeld dat de Amelanders zulke liefhebbers van paarden zijn. Over de degeneratie met al die verschillende hengsten wordt niet gesproken.
In 1823 werd door de Staat in Borculo een stoeterij gesticht op kosten van de minister van oorlog, (de Franse overheersing was reeds lang voorbij) Dit had tot doel
dat er veulens gefokt konden worden die later geschikt zouden zijn te gebruiken in het leger. De directeur van
de stoeterij in Borculo was kolonel Jhr.v.d.Poll, later generaal-majoor. Deze man was zeer bekwaam,met een open oog voor de paardenfokkerij, een man die uitsluitend keek vanuit militair standpunt en een uitgesproken tegenstander was van Engelse volbloed en meer wilde fokken met Arabische en Oosterse hengsten. Hij ging ze meestal zelf kopen. Voor Ameland werden er 6 hengsten bestemd waarmee de eerste jaren gefokt zou worden.

Genoemde hengsten waren:
1.MALIK Blauwschimmel, vader en moeder Arabisch.
2.ACHMED Vos,vader Turks,moeder Pools.
3.CHWAAT-BACHA Zwart, vader en moeder Arabier.
4.HETMAN Schimmel, vader Arabier, moeder Pool.
5.GABRA Goudbruin?, vader Arabier,moeder Perzisch.

Deze 5 hengsten kwamen in Nederland aan in 1823.
Verder heeft hier nog gestaan de hengst TROUWE, geboren in 1821,en aangekomen in 1825 en afkomstig uit Jutland, Denemarken. Vader en moeder onbekend. Het exterieur van dit paard moet uitzonderlijk mooi zijn geweest, anders was deze niet aangekocht tot verbetering van de fokkerij,
Op Ameland hebben gedekt 4 hengsten in 1824,3 hengsten in 1825 en 2 hengsten in 1826.MALEK en GABRA, beiden Arabisch bloed hebben 3 jaar achtereen op Ameland gestaan en kregen resp.172 en 173 merries ter dekking. De hengsten bleven over het algemeen slechts 3 maanden op het eiland,namelijk van 1 mei tot 1 augustus.
Aan het verzenden van deze hengsten ging altijd vanaf half maart een waterdichte correspondentie vooraf,n.l. vanaf de stoeterij in Borculo,via de Staten van Friesland met afschriften aan de Grietman van Ameland (Burgemeester). Dit was in de tijd van de trekschuit, zodat de hengsten alleen te voet konden worden vervoerd. Deze waren dan ook 7 dagen onderweg. Het gebeurde op militaire wijze,met vaste pleisterplaatsen.
Eenmaal op Ameland aangekomen was de totale verantwoording voor de Grietman. Deze verantwoordelijkheid bestond uit alles wat zich voordeed of voor kon doen,n.l.verzorging, administratie,naleven van het reglement dekvoorschriften, enz. Van elke hengst werd een nauwkeurige administratie bijgehouden, met datum van dekken en de eigenaar van de merrie. Een volgende bijzonderheid is dat er vanuit de Rijksstoeterij te Borculo een negental merries is geplaatst en verloot. Van deze merries moest worden opgegeven de kentekenen en de eigenaren. Dit vond plaats in 1831 en de voorwaarden waren dat het verkopen van de veulens moest met toestemming van de provinciale Staten en evenzo met de merries,maar dan alleen aan andere ingezetenen.

Het signalement en de eigenaars:
1.Zwart zonder tekens. Douwe Dirks Metz.
2.Bruin zonder tekens Foppe C. Molenaar.,
3.Vos m.bles en 2 witte voeten achter.Jacob Ones de Boer.
4.Grauw schimmel met kol. Tjipke L.v/d.Mey.
(paard gestorven)
5.Gele,bles,l.voor en achter witvoet. Gabbe G.Appelman.
6.Bruin m.kol, witte voeten achter. Foppe M. Metz.
7.Grauw, kol, witte voeten achter. Arend L. Mosterman.
8.Roodschimmel,kol,3 witte voeten. Iede H.v/d. Geest.
9.Grauw. Pieter G. Brouwer.

Een aanvraag van Arend Leendert Mosterman aan de Staatsraad van Friesland,om permissie zijn merriepaard te verkopen wegens gebrek aan voeder voor de winter werd toegestaan. Schrijven 3 sept.1836,maar dan wel onder dezelfde voorschriften aan een ingezetene van het eiland. Een volgend schrijven van 24 oct.1835 van de veearts van Dockum aan de Grietman van Ameland over te weinig betalen van de rekening vanwege de reiskosten. 1835:Samengestelde rekening veearts Mossel te Dockum,
4 keer naar Ameland,5 mei,l1l mei,l16 mei,22 mei de hengsten Tigars en Galant. Afstand 8%4 uur,2 dagen,per dag 2 gulden, verblijfkosten. Reiskosten 6,50,samen per keer 10,50.
Vier keer 10,50 = Fl 42,- + geleverde medicijnen f 11,7% is Fl. 53,07%.Ondertekend door R.D.van Heeckeren en Mossel en verzonden naar kolonel directeur der Rijksstoeterij van der Pol.
De smid op Ameland die de hengsten besloeg rekende voor het verleggen van 4 ijzers 60 cent. Zes nieuwe ijzers kostte drie gulden. Iemand door wie jarenlang de hengsten werden verzorgd was Pieter Vermeij (v/d.Meij?)te Ballum. Hij kreeg hiervoor 50 cent per dag en moest voor 80 cent per hengst per dag voor voer zorgen. Dit bestond uit 5% pond haver,
5 pond hooi en 5 pond stro waarvan 1 kg. moest worden gehakseld om door de haver te mengen.
Op 13 juni 1837 schrijft v/d.Poll aan de Grietman dat hij van plan is om de 19e op Ameland te komen voor de gewone rondreis. Hij zal dan tevens op het aangeduide verzoek van de landbouwers letten en verzoekt U Ed.Achtb.schipper Posthumus te laten weten dat die zich vroegtijdig te Holwerd bevindt voor de overtocht naar Ameland.
Op 22 october 1835 gaat er een uitvoerig schrijven van de besturen der Boerenstand te Hollum,Ballum,Nes en Buren naar de Gouverneur van Friesland met de mededeling dat door de Rijkshengsten de fokkerij dusdanig is gedegenereerd dat de veulens niet meer zijn te verkopen. De prijzen zijn vanaf 30 gulden. Zij verzoeken zo spoedig mogelijk dat er hengsten zullen worden gestationeerd die groter en zwaarder zijn. (Kooplui noemen het sprinkhanen).
De ondertekenaars van Hollum zijn:Hendrik M. Sparrius, M.L.Kanger, Jan D. Bakker, Johannes Jurjen Bleeker en J.D. v/d. Laag. Vervolgens: Gerben J. Roep,Jan C. Molenaar,J.L. Wagenaar, Arend L. Mosterman, Oeke T. Metz, Jacob Ones de Boer, Bote C. Bakker, Jan Jacobs Metz en Dirk J. Metz.
Hierop komt een uitvoerig rapport op gang van de Gouverneur van Friesland naar de commissie van landbouw vervolgens naar kolonel v/d.Poll te Borculo,22 nov. 1836 weer naar Friesland en 14 febr.1836 een vertrouwelijk schrijven naar de Grietman op Ameland,dat naast alle medewerking van het Gouvernement ‚gewezen wordt op het volgende: Goede merriepaarden aanhouden, de beste veulens houden voor eigen fokkerij en de paarden goede voeding geven.
Bij een schrijven van 29 maart 1832 van de kolonel directeur van de Rijksstoeterij te Borculo aan het gemeentebestuur wordt gevraagd om van elke hengst die in 1831 gedekt hadden de data van dekking,de namen van de merries en de eigenaren te vermelden. Hierbij vond ik o.a. de naam van mijn Bet overgrootvader en naamgenoot Sipke Gerbens de Jong (geb.12-8-1788,overl.24-11-1868.Van deze ben ik de stamhouder in rechte lijn,waarvan twee paarden, beide
schimmels, gedekt waren. Even vooruitlopend op wat ik aanstonds nog meer ga
vertellen over de fokkerij, vertelde men mij vroeger dat er nog drie bedrijven met paarden tevens schimmels, die Arabisch en Engels bloed voerden.
Dit waren:Piet de Boer (bakker te Hollum) Schimmel,
Dirk Ruygh te Ballum en Douwe de Jong te Buren. Deze laatste zat op het voorouderlijk bedrijf. Elk jaar komen er uit Borculo drie hengsten, waarbij, zover ik kan nagaan steeds een schimmel is. Niet alleen de hengsten,maar ook worden regelmatig merriepaarden geplaatst bij boeren die hun oude paard of een met gebreken dan wegdoet. De veulens van deze paarden moeten eerst aan het provinciaal bestuur worden aangeboden. De achtergrond van de gehele fokkerij is gericht op verkrijgen van paarden voor de cavalerie.
In 1842 wordt de stoeterij in Borculo opgeheven en neemt koning Willem II het over. Deze gaat zich soms persoonlijk bemoeien met het naar Ameland sturen van paarden. Omdat de Amelanders graag ook eens een zwarte hengst willen hebben,wordt dit door de burgemeester verzocht en komt de zwarte hengst ALEXANDER. Op 17 maart 1849 overlijdt plotseling de koning en wordt de stoeterij opgeheven. In 1851 komen er nog drie hengsten en dan is het afgelopen.
Nog enkele gegevens uit deze periode zijn een veiling van 22 veulens in het Haarlemmerhout op 24 september 1845.Hoogste prijs f 54.-
Op 2 october 1850 wederom in het Haarlemmerhout 42 veulens waaronder 24 hengstveulens. Hoogste prijs een schimmelmerrie-veulen voor f 49.-De prijzen waren erg laag,mede ook omdat ze toch niet meer werden teruggenomen. De kosten van de hengsten waren voor de koning 1000 per maand. Geen dekgeld. Sommige veulens kregen soms een premie van f 75.-0p verzoek van de burgemeester kreeg Oeke Dirks Metz f 25.- vergoed omdat hij een veulen persoonlijk had verzorgd. Van de hengsten wordt steeds vermeld waar ze vandaan komen. De laatste jaren zijn de aangekocht in Engeland,met nogal eens vermeld welke prijs ze hadden gewonnen op de nu nog steeds bekende wedstrijden van New Market in Engeland. Soms zijn ze van eigen aanfok uit de stoeterij van Borculo en Hanenburg.
Bij het beëindigen deelt het provinciaal bestuur mee dat zij afzien van het kopen van de veulens in 1850 geboren. Op 5 augustus vraagt Grietje Sjoerds de Boer,weduwe van Bote Bottes Ney,en tevens Lolke Jans Kanger, zoon van
Jan Lolkes Kanger,om hun paarden die geleverd zijn door
de provincie,te mogen verkopen. Dit wordt toegestaan en gezocht moet worden als er op het eiland ingezetenen zijn om ze over te nemen. Alles onder toezicht van de burgemeester,
Een advertentie: De notaris Mebius zal op zaterdag 3 apr. 1833(?) des morgens te 10 uur ten huize van Tjipke Thomas Hoekstra,kastelein in het "Grauwe Paard! te Marssum nabij Leeuwarden bij "boelgoed en gerreden''gelde verkopen:

Vijftien zowel 3 als 4 jarige paarden van diverse kleuren en Teekens, geschikt om als rij- en trekpaarden gebruikt te worden,waaronder een fraaie vossenhengst en zes merriepaarden met mooiste teekens voorzien, getrokken van Zijner Majesteits Engelse bloedhengsten, SALTZAM,PIKADELLI en MAJEK op het Ameland. De allerfierste Spaansche, Arabische en Holsteinsche paarden."

Februari 1846 wordt aan de directeur van de Koninklijke stallen aangedrongen op zwarte hengsten. In 1847 door persoonlijk ingrijpen van de koning komt de zwarte hengst PLUTO, stokmaat 1.61 m.
Zwart is favoriet en zo komen de hengsten L' ALEXANDRE, en SAMUEL en tegelijkertijd de schimmelhalfbloed
UOUNG SYLVAN. Gestuurd worden AURIZEB en PHYRRUS ‘ waarmede volgens de Gouverneur der Provincie het voorgestelde doel aldaar, (Ameland)niet zal worden bereikt. Daarop vervangt de directeur alle drie hengsten door anderen.

De periode na 1850. Het aankopen van een hengst wordt gedaan door de Boerenstand van Hollum en Ballum. De keuring der hengsten blijft onder toezicht van het provinciaal bestuur. Deze heeft ook toegezegd hierbij behulpzaam te zijn en zo mogelijk het financieel te steunen. Het dekgeld wordt gesteld op drie gulden per merrie en voor Nes en Buren op drie gulden vijf en twintig. Dit laatste omdat Hollum en Ballum de hengst hebben betaald. De hengst moest worden gestationeerd te Ballum. In tegenstelling tot de periode voor 1850,is er wat de namen van hengsten betreft over de volgende 50 jaar niet veel bekend,wel heb ik een lijst waarop vanaf 1851 waarop van jaar tot jaar is vermeld,opgenomen steeds op 30 nov,, het aantal hengsten,merries veulens en ruinen. Sommige jaren worden prijzen vermeld: 1868:o0p de markt te Hollum paarden f 90.- tot f 200,-en veulens 20-50 gulden. 1872:2 dikke paarden à f 200,- veulens f 100,- per stuk. 1876:door langdurige droogte en overstuiven van duinzand verscheidene paarden dood doordat ze bij het korte gras afgrazen te veel zand hebben ingeslikt. In 1870 wordt vermeld dat er een ezel is op Ameland. Dit wordt steeds tot na 1900 vermeld. De man die een ezel gebruikte heb ik gekend. Het was Wiebren de Boer, geb.31-3-1837 en overl.06-01-1911.Deze man was verlamd en ging zondags met een ezelwagentje naar de kerk. Ik heb daarvan een oude foto,hierop zijn moeder van 100 jaar, zijn broer Jacob en het jongetje is Douwe Molenaar, de latere machinist van de veerboot. De foto zal zijn van rond 1900.Maaike de moeder van Wiebren was geboren 14 juli 1803 en overl.4 maart 1904,101 jaar oud.
1881:Veulens f 35,- twee jaar later zijn de prijzen f 75,Tot 1891 veulens f 65,- f 70,- f 75,- en 80 gulden.
In 1893 worden drie hengsten gehouden en een aantekening dat er jaarlijks 200 veulens worden verkocht en er nog 20 worden aangehouden. De prijzen zijn hoog 50-175 gulden,
90 tot 180 gulden .Na 1900 worden geen prijzen meer vermeld. We komen op deze prijzen nog terug bij het bespreken van de legendarische APOLLO hengst.

NB1:
Ter aanvulling op hetgeen de heer de Jong schrijft over de persoon Wiebren de Boer,nog het volgende: Wiebren werd in de volksmond Maaie Wiel genoemd. Maaie naar zijn moeder Maaike en Wiel als afkorting van Wiebren. Hij bewoog zich voort op een klomp. Al voortschuivende haalde hij zijn ezel uit het land dat was gelegen aan het Maaiewaltje, genoemd naar zijn moeder. Dit was het vroegere kerkenpaadje dat liep aan de zuidkant van de boerderijen aan de Willybrordusstraat. Als Wiebren een zak rogge naar de zolder bracht, had hij deze zak tussen de tanden geklemd en trok zich zo met zijn handen bij de ladder op. Ondanks zijn handicap wist hij zich uitstekend te redden. Wiebren was een gezien persoon in Buren.
Heslinga (red.)

NB2:
Toelichting op het vervolgverhaal "De paardenfokkerij op Ameland etc." ,uit de lezing van C. A.de Jong. Ingezonden door Ben Edes.informatieblad Nr.4 jaargang 1990 blz.5 Door: P.J.Borsch.
In het midden van de pagina wordt geschreven over de paardenverzorger Pieter Vermeij met achter de naam tussen haakjes en een vraagteken v/d. Meij. Toen ik de eerste keer de achternaam Vermeij las in de boeken van de gemeente Ameland,dacht ik dat dit een verschrijving was,maar het was wel degelijk juist,
Want Pieter Vermeij kwam met zijn vrouw Trijntje Smit en hun zoon Klaas na 1835 en voor 10-06-1847 van Noord-Holland naar Ballum.
Vermoedelijk zijn er meer kinderen meegekomen naar Ballum,
maar die zijn dan voor 1869 weer vertrokken naar elders. In het boek van de bevolking v.a.1869 van Ballum gaf Pieter
het beroep op van akkerbouwer.

In 1890 was inmiddels een vereniging opgericht van paardenhouders van Ballum,Nes, Buren en enige leden van Hollum.
Men had de Oldenburger hengst BLUCHER aangekocht, geb.1886 en nadat deze wegens familieteelt weg moest,met Groninger kooplieden verhandeld,met enkele honderden guldens toe,
voor de hengst APOLLO.
Deze tienjarige hengst was veel lichter van bouw,maar bleek zo goed te fokken dat de veulens erg gewild waren en tegen goede prijzen werden verkocht. Algemeen werd gezegd dat deze nakomelingen aan de vaste wal met harddraven veel prijzen wonnen,maar enig bewijs daarvoor heb ik niet kunnen vinden. Wat wel een legendarische harddraver en een Amelands product was het paard DIBBELS. Deze was in 1871 geboren,had tot vader een bovenlandse hengst en een witte inlandse merrie (als moeder?).Hij liep voor het eerst toen hij 9 jaar oud was. Hij won 35 eerste en’ 23 tweede prijzen voor een gezamenlijk bedrag van f 8815,-.DIBBELS is vermoedelijk het meest bekende Amelands fokproduct geweest.
Te Hollum werd een particuliere hengst gehouden. De hengsten werden jaarlijks gekeurd en zo blijkt dat in 1899 de hengst EMIGRANT wordt afgekeurd en verkocht en er voor drie maanden een bovenlandse hengst wordt gehuurd en staat bij J. Bakker te Ballum.
De hengst LORD, (stalhouder C. L.de Boer) geeft, zoals ik zelf weet onverwoestbare paarden met een groot uithoudingsvermogen,;maar grote deugnieten. Als ze de kans kregen gingen ze
op hol.
In 1900 is G. A.van Tuinen secretaris van de vereniging tot veredeling van het paardenras op Ameland. In 1901 maken de Groninger en Friese kooplieden nog goede zaken met de opgekochte veulens. Er worden dat jaar weer 15 merries meer gedekt .In 1902 gaan de prijzen zakken. De drie hengsten dekken 275 merries.
Bij de keuring worden de hengsten ADMIRAAL ‚DE RIDDER en NOBEL afgekeurd. De hengst APOLLO dekt 102 merries. In 1907 werd een coöperatieve vereniging tot bevordering van het paardenras op Ameland opgericht. Voorlopig voor de tijd van 39 jaren. Alle paardenhouders van het eiland werden hiervan lid. Gedurende de eerste wereldoorlog kwam er weer een grote vraag naar paarden en werden de goede veulens duur verkocht, tot prijzen boven de f 400,-.In 1929 werd de coöperatie geliquideerd,er was na verkoop van de schimmelhengst TELLOBLOED nog f 3000,- schuld,wat met f 20,- per lid is afbetaald. De hengst TELLOBLOED werd gekocht door dhr. Gerrit Dokter, Gerben Brouwer en Jan van der Laag. Na ruim 20 jaar trok Gerrit Dokter zich terug en exploiteerden alleen Jan v/d. Laag en Gerben Brouwer de hengsten afwisselend in eigendom of gehuurd. Na het vertrek van de hengst BLUCHER hebben vanaf 1893 tot 1930 op Ameland 16 hengsten gestaan,waarvan de legendarisch APOLLO vanaf 1893-1904.APOLLO II vanaf 1907 tot 1919 en TERENTIUS vanaf 1909 tot 1913. Er staan per jaar steeds twee hengsten vermeld en na 1925 slechts één hengst. Verder stond er in 1914 een 'reverente' hengst DOMINO en vanaf 1919 tot 1922 de '"preverente" hengst MENTOR III. In 1928 de schimmelhengst TELLOBLOED. In een stamboekverslag van 1917 vind ik een paard vermeld van D.F.Feenstra te Oudwoude die opgenomen is in het stamboek en geboren op 12 juni 1913 bij G.C.Bakker te Ballum op Ameland. Moeder JANKE no. 2841B en vader TERENTIUS n0.351.Naam PRECIOSA no.3161B.
In hetzelfde boekje van 1917 opgenomen paarden allen met een onderhoudsbijdrage van 25 gulden.
RIKA van T.Nagtegaal Hollum, geb.1913.ISABEL zonder aalstreep
KOL : J.A.Mosterman Kooiplaats.geb.1913.Zwart met kol.
NOSSA:S.v. Tuinen Ballum.geb.6-6-1911 .Bruin. Vader TERENTIUS, moeder PALLINA. PASCAL: Tj.J.Kooiker Buren geb.18-6-1913 Bruin, vader APOLLO II,moeder CATHARINA.
WILHELMINA: J. J.de Jong Nes Am.geb.1913.Zwart met druipkol.

Verder opgenomen zonder premie:
HENDERIKA: H.J.Kooiker Buren.geb.1913 Bruin.
JOHANNA: Joh.Hofker Nes Am.geb.1911 Zwart.
NEINE: S.S.de Jong Nes Am.geb.31-5-1911 bij P.S.de Jong Buren.Vader APOLLO II,moeder CASCARA. Donkerbruin.
ADA: Douwe Klip Ballum geb.1911 Bruin.
ANNA: W.P.Faber te Ballum.geb.1906 Bruin.
GIELLO:1940
MARPHYR: van 1941-1948.

ISABELLA.Is asgeel met een zwarte streep over de rug De naam is ontleend aan Isabella de dochter van Philips II, welke van haar vader in 1598,kort voor zijn dood,de Nederlanden als huwelijksgoed had ontvangen, toen zij Albert Aartshertog van Oostenrijk tot gemaal nam.
Zij doet de gelofte, zo gaat het verhaal ,dat toen Albert de slag bij Nieuwpoort tegen Prins Maurits had verloren, van geen kleren of linnen zou verwisselen alvorens de belegerde stad Ostende weer in zijn handen was. Dit viel echter tegen, want het duurde drie jaar,drie maanden en drie dagen eer de bezetting zich op 22 september 1604 overgaf .De Aartshertog bekwam slechts een puinhoop die hem onnoemelijke schatten en 100.000 soldaten had gekost en naar de bleekgele kleur van zijn gemalin kreeg dit de naam van ISABELLA.
Nog een tweede gezegde nl.''Van zessen klaar",is afkomstig van een pikeursterm en wat betekent als een paard vier goede benen en twee goede ogen heeft.
AANVULLING:
1831:Ter dekking, MALEK, PRINCIPAAL,BOY en YOUNG MERLIN.
Lijst van voor de fokkerij geheel onbruikbare merries,
zowel door hare gebreken als door ouderdom.
1 juni 1833.Frederik Wagenaar Nes,bruin met kol overhoeven en spat.
2 juni Jan F.Beart Nes, zwart idem.
3 juni Willem Teunis Metz Buren,vos idem.
4 juni Tjepke Frets Buren,donkerbruin met bles idem.
5 juni Tjepke L.v.d.Meij, zwart, geheel versleten.
6 juni dezelfde donkerbruin, overhoeven en spat.
7 juni Jan Abrahams de Boer,bruin idem.
7 juni Derk Veerman Ballum Vos met bles idem
9 juni Gerrit Wibbestam Ballum Zwart, geheel dampig en
versleten.
10 juni Douwe Dirks de Vries Ballum donkerbruin overhoeven
en spat.
11 juni Gribbert Hansen donkerbruin idem.
12 juni Jacob Ridder Hollum,Vos met witte voeten idem.
13 juni Hendrik Jansen Hollum,Bruin idem.
14 juni Wed.Doeke Harms Hollum, Zwart idem.
15 juni Wed.Botte Wijbrants Hollum, Zwart met bles iden.
16 juni Peter Kat Hollum, Donkerbruin idem.
17 juni Barend Gerrits Hollum,Rood-schimmel idem.
18 juni Leendert Pieters Hollum, Vos idem,
19 juni Cornelis Harmens Hollum, Vos idem.
20 juni Hans Pieters de Boer Hollum,Bruin met witte benen. idem.

7 Maart 1839.Hengsten MALEK, SIROCOS, YOUNG LANGER en EVERT, deze laatste voor de gestorven NELSON.
6 Februari 1840.MALEK EVERT, CRODA, YOUNG LANGER.
11 Juli 1842.Toestemming de hengsten 3 x in plaats van 2 x per dag te mogen dekken en dezelfde merries niet eerder {ls na negen dagen. Oppasser was H.Harstelman.
Februari 1843.Schrijven over vervoer hengsten.
15 Mei 1843.Aankomst HOPE ,CASLA-WAY en SIR HENRY.
HOPE gekocht in Engeland van den Hertog van Leeds. CASTAWAY gekocht in Engeland van Kolonel Peel, geboren in 1832.In 1834 won hij een prijs te New Market, slaande 10 paarden. In 1835 won hij vier prijzen te New Market. In 1836 won hij vijf aanzienlijke prijzen, slaande eenige bekende prijzen.
l Juli 1843.Onder geleide van Andries de Jong kastelein te Metslawier komen drie moederpaarden van Amelands ras en wordt verzonden:
1 Geel met witte staart en manen,oud vijf jaren.
2 Zilvervos met witte staart en manen oud vijf jaren.
3 Een bruin,oud zes jaren.
Genoemde paarden kunnen door de grietman worden uitgereikt aan de door hem opgegeven personen. De wijze van loten wordt aangegeven.
27 juni 1843.wederom Andries de Jong te Metslawier.
l1.Een bruine met wit voetje,oud zeven jaar. 2.Voskleurig,oud 8 jaar.
12 september 1843.Een bevestiging dat op de aanvraag van het Grietenijbestuur om het volgend jaar weer nieuwe hengsten, (waarschijnlijk dezelfde),te zenden.
5 januari 1844.Een schrijven van de Minister van Oorlog. Afstammelingen van de Engelse hengsten aan te willen houden tot 3 à 4 jaar,om gebruikt te worden als remonte paarden in het leger voor de prijs van f 1.200,-,mits als ze van zessen klaar zijn. Opgave van de namen der landlieden die dit contra willen aangaan.
Van zessen klaar noemen pikeurs paarden met vier goede benen en twee goede ogen.
18 maart 1840.Wederom drie hengsten,n.l.HOPE donkerbruin : 1.58 m.CASTAWAY brandvos 1.60 m.en AURENZEB schimmel 1.50 m.ì 25 mei 1844,Een schrijven van de Staatsraad van Vriesland
aan de Grietman er op toe te zien dat alleen goedgekeurde paarden door de hengsten mogen worden gedekt, (art.252 van het reglement van 2 iuni 1826 no.115 ) en aan de hengstenhouder certificaten te verstrekken.
Verder als deze strenge toepassing bezwaren oplevert bij Sommige eigenaren,dan kunnen ze deze merries aan de Provincie verkopen,want er is al iemand aangesteld om goede paarden te kopen en naar Ameland te sturen,waar ze wederom door de Grietman onder de deelnemers kunnen worden verloot. 19 juni 1844.Door het Ministerie van Oorlog heeft de eerste Luitenant Jonkheer P,A.J.H.BOREAL DE MAUREGNAULT van het le regiment dragonders op Ameland geweest en onderzocht als er ook paarden waren, geschikt voor de Kavelerie of Artelerie en heeft ze allen te licht bevonden.
Volgens deskundigen worden de moederpaarden door te
Lichte hengsten gedekt en wordt het wenselijk geacht dat aldaar een paar zware,sterke geblokte hengsten ( bij voorkeur Mecklenburger of Engelse halfbloedpaarden, treksoort ) worden gestationeerd. Dit zal worden gerapporteerd en ter kennis gebracht aan Zijne Majesteit.
15 mei 1846.Wederom drie hengsten,en is in plaats van
CATAWAY , PHYRRUS gekomen. Zwaar gebouwd en lichtbruin.
8 april 1847.Zullen drie nieuwe hengsten naar Ameland komen, allen zwaarder gebouwd,;waarvan 2 resp.in 1835 en 1837 prijzen hebben gewonnen te New Market Engeland. CLARINET geb.1832 hoogte 1.70 m.lichtbruin met kol en sneb.APPLETON LAY geb. 1835,vos met smalle bles, zacht achtersokje en voor witte voeten.PIZARRO geb.1838 bij de stoeterij te Borculo,hoog 1.59 m. schimmel.
Nog een verzoek aan de Grietman om de landlieden aan te moedigen hun merries te laten dekken door deze hengsten, om later paarden voor het leger te kunnen hebben.
2 Juli 1847.Een schrijven aan de Grietman waaruit de commissie uit de vergadering belast met de aankopen van moederpaarden hun voldoening geven met het vertrouwelijk schrijven dat zij hebben ontvangen over de opgave der veulens dit jaar geworpen door de merries welk in 1843,1844,1845 en 1846 van de Provincie aan landlieden op het eiland ‚voor de fokkerij zijn uitgegeven. Aan de Provincie is opgegeven voor welke prijs de eigenaren de veulens aanbieden. Wanneer voor of op 20 Juli door de Provincie over bedoelde veulens niet zal zijn beschikt, dan zijn de eigenaren vrij om met de veulens te handelen zoals zij zelf willen.
25 maart 1848.Op 15 mei komen er weer drie hengsten,nl. CLARIONET 1.70 en PIZARRO de schimmel 1.59, beide zoals
vorig jaar en APPLETON LAY wordt vervangen door PLUTO 1.61, zwart halfbloed en afkomstig uit Z.Majesteits Stoeterij te Hanenburg.
8 Juni 1848.Een schrijven dat aan BOTTE BOTTES NEY vanwege
de Provincie een paard is toegewezen, genoemde Ney mag zijn eigen paard,wat moet worden afgegeven, behouden tot 1 sept... Tegen de tijd dat het paard zal worden afgegeven moet er iemand naar Holwerd komen en het overnemen van den Heer HAERSMA DE WITH,of diens gemachtigde.
6 Februari 1849.Men wil op Ameland gaarne PIZARRO ruilen voor de hengst APPLETON LAD. Dit kan echter niet,daar de hengst ergens anders is ingezet. Maar om Ameland ter wille te zijn,komt de jonge hengst ALEXANDER,4 jaar oud,zwart en een schoon gebouwde hengst. Echter niet zo zwaar als de hengst PIZARRO0,1.58 hoog en van Engelse afkomst.
14 maart 1849.0p 16 juni moeten de hengsten teruggestuurd naar Borculo.
28 juni 1849.Schrijven uit Borculo dat de hengsten op 30 juni opnieuw op Ameland zullen aankomen,doch in plaats van de hengsten AURENZEB en ALEXANDER zullen gezonden worden de volbloed hengst SAMSON, zwart,en de donkere schimmel ‚halfbloed YOUNG SYLVAN, welke zwaarder zijn dan de bovengenoemde.
31 Januari 1850.Schrijven, dat de Koninklijke Stoeterij te Borculo niet langer voor Z.Majesteits rekening zal worden gehouden en voor kosten van het Rijk zal worden overgenomen. 25 Februari 1850.Schrijven dat opnieuw drie hengsten zullen komen,n.l.CLARIONET, AUZENREB en YOUNG SYLVAN,met de bepaling dat ze dadelijk terug zullen moeten keren wanneer door de Commissie belast met de vereffening der nalatenschap van Z.M.Koning Willem II.
6 Juli 1850.Een schrijven van de Gedeputeerde Staten der Prov. Friesland aan het Grietenijbestuur dat er geen gelegenheid bestaat voor het plaatsen van hengsten,maar alleszins genegen zijn bemoeiingen aan te wenden teneinde daartoe uit het Provinciale fonds bij te dragen.
10 September 1850.Aan GRIETJE SJOERDS DE BOER, wed.van BOTTE BOTTES NEY vergunning verleend het in 1848 ontvangen paard te verkopen aan een inwoner van Ameland. Eveneens aan LOLKE JANS KANGER de eenjarige merrie van wijlen zijn vader JAN LOLKES KANGER ontvangen ca.1843.
e.
MALIK,blauw schimmel, vader en moeder Arabisch. ACHMED, Vos ‚vader Turks ,moeder Pools.
CHWAAT BACHA, vader en moeder Arabier.
HETMAN, schimmel vader Arabier, moeder Pool.
GABRA, goudbruin, vader Arabier,moeder Persische.
Deze 5 hengsten kwamen in Nederland aan in 1823.
Verder heeft hier nog gestaan de hengst TROUWE ‚geb. 1821
en afkomstig uit Jutland, aangekomen in 1825.Vader en moeder onbekend. Het exterieur van dit paard moet uitzonderlijk
mooi zijn geweest, anders was deze niet aangekocht tot verbetering van de fokkerij.
Op Ameland hebben 4 hengsten gedekt in 1824,3 hengsten in 1825 en 3 in 1926.MALEK en GEBRA,beiden Arabisch bloed, hebben 3 jaar achtereen op Ameland gestaan en kregen resp. 172 en 173 merries ter dekking. De hengsten verbleven over het algemeen slechts drie maanden op Ameland,n.l.van
l mei tot 1 augustus. Aan het verzenden van deze hengsten ging altijd vanaf half maart een waterdichte correspondentie vooraf,n.l.vanuit de stoeterij te Borculo,via de Staten van Friesland,met afschriften aan de Grietman van Ameland.
Dit was in de tijd van de trekschuit, zodat de hengsten alleen te voet konden worden vervoerd. Deze waren dan ook steeds
7 dagen onderweg. Het gebeurde op militaire wijze,met vaste pleisterplaatsen.
Eenmaal op Ameland aangekomen was de totale verantwoording voor de Grietman. Deze verantwoording bestond uit alles wat zich voor deed of zich voor kon doen,n.l.de verzorging, administratie,naleven van het reglement, dekvoorschriften,enz.
De periode na 1850. Het aankopen van een hengst wordt gedaan door de Boerenstand van Hollum en Ballum. Het dekgeld wordt gesteld op f 3,- per merrie en voor Nes en Buren op f 3,25.Dit laatste omdat Ballum en Hollum de hengsten hebben betaald. De hengst moet worden gestationeerd in Ballum. Enkele prijzen die toen werden betaald: 1872:2 dikke paarden à f 200,-veulens f 100,- per stuk, 1868:Op de markt te Hollum paarden f 90,- tot f 200,-
Veulens f 20,- tot f 50,-. 1876:Door langdurige droogte en het overstuiven van duinzand verscheidene paarden dood,doordat ze bij het korte gras afgrazen te veel zand hebben ingeslikt.
EINDE.