Aartsbisschop

In 1935 werd hij coadjutor van de aartsbisschop van het aartsbisdom Utrecht, mgr. Joannes Jansen. Tegelijkertijd werd hij benoemd tot titulair aartsbisschop van Rhusium. Als wapenspreuk koos hij Dominus mihi adjutor (Uit Psalm 118:7 - De Heer is mijn helper). In zijn wapen zit de wassende maan van het wapen van Ameland.

In 1936 werd hij benoemd tot aartsbisschop van het aartsbisdom Utrecht waarmee hij eveneens metropoliet werd van de Nederlandse kerkprovincie. Het was voor het eerst dat de aartsbisschoppelijke zetel door een man van wetenschap en een doctor werd bezet. Zijn vier opvolgers hebben ook allen in Rome gestudeerd en zijn daar of elders gepromoveerd.

Gedurende de Tweede Wereldoorlog gaf De Jong samen met dominee K. Gravemeijer, leiding aan het kerkelijk verzet tegen de Duitse bezetter. Zo vaardigde De Jong een door Titus Brandsma ontworpen verbod uit over het opnemen van NSB-advertenties in de rooms-katholieke dagbladen. Op 21 februari 1943 werd een bisschoppelijke brief in de kerken voorgelezen, waarin het episcopaat de Duitse misdaden sterk veroordeelde. Een bisschoppelijk mandement van 16 mei 1943 ging sterk in tegen de wegvoering en gedwongen tewerkstelling van Nederlanders in het buitenland.

Al in de oorlog ging De Jongs gezondheid zo achteruit dat hij het dagelijks bestuur van het aartsbisdom moest overlaten aan zijn vicaris-generaal Jan Geerdinck. Die zou het bestuur blijven voeren tot in 1951 een coadjutor zou worden benoemd.

Bron: Wikipedia