Klopavonden.
“Op Ameland had men vroeger klopavonden, drie in de week; zij werden ook meidenavonden genoemd. De vrijer kwam dan aan de deur en vroeg om zijne pijp te mogen opsteken. Het meisje kwam dan met een vuurtest; de jongen maakte een praatje en het gevolg was een vrijerij – zo hij niet werd afgewezen- . Dit herinnert aan Justus van Effen’s “Kobus en Agnietje” en zegt ons tevens dat de Amelanders oorspronkelijk Hollanders zijn, gelijk trouwens hun dialekt ook duidelijk laat horen.
Thans, zoo schrijft mij eene vriendelijke hand van het eiland, gaat het vrijen hier nog al wild toe en ligt veel waars in het rijnpje dat men soms hoort zingen:
De Amelander meisjes die zijne zoo fijn
Zij loopen de jongens na bij maneschijn.”
(Uit : “Frieslands Volksleven, vroeger en nu”, Waling Dijkstra 1985).
Klokluiden.
Te Nes op Ameland luidt de klok als er jonge paren aan het gemeentehuis komen om te worden getrouwd, en ook als zij in ondertrouw worden opgenomen. Waarschijnlijk opdat de booze vijand de jongelui niet te na komen.
Uit: “Frieslands Volksleven vroeger en nu” Waling Dijkstra 1895
Volgens oud gebruik werd in Hollum op 20 maart de lente welkom geheten met klokgelui. Het luiden zou zelfs na de 2e wereldoorlog nog gedaan zijn.
Klokken luiden ook wanneer de oudste vrouw of man van het dorp is overleden en tijdens de begrafenis.
Trouwen.
Wanneer een stel ging trouwen en daarvoor in “ondertrouw” ging werden ze voor de bruiloft al regelmatig bezocht door familieleden die kwamen feliciteren met het voorgenomen huwelijk en ook al cadeautjes meebrachten.
Bekend is dat de kopjes van het bruidspaar werden versierd en dat er vroeger sprake was van een “Brêgemanspiip”, een versierde Goudse pijp die aan de bruidegom werd aangeboden. Het aanbieden van deze pijp gebeurde ook niet op de trouwdag, maar op de zondag daaraan voorafgaand. De ondertrouw duurde twee weken. Na de aankondiging in de kerk kwam de familie van de bruid eten bij het gezin van de bruidegom. Op de tweede zondag werd er gegeten bij de familie van de bruid. De traditionele maaltijd bestond uit rijst met rozijnen en gedroogde pruimen. Op Ameland werd ook wel de broodmaaltijd gebruikt, waarbij zelf gerookte ham en ”rôggebroad met kees en tubek” werd gegeten. (roggebrood met kaas en daarop een beschuit)
Op de zondag dat er bij de bruid werd gegeten, werd de bruidspijp aan de bruidegom aangeboden.
Na 1814 verdween het kerkelijk huwelijk en moest het bruidspaar of lopend of met een “ferdek” (koetsje) naar het gemeentehuis in Nes voor het huwelijk. Aanvankelijk zal dat met alleen getuigen zijn geweest, later met de hele familie.
Na afloop van de huwelijksvoltrekking werd een bezoekje gebracht aan Hotel de Boer en daar thee, een brandewijntje met suiker of boerenjongens genuttigd.
Voor rooms-katholieken bleef toch het kerkelijk huwelijk het belangrijkst. Dikwijls werd enkele dagen voor het kerkelijk huwelijk het burgerlijk huwelijk in kleine kring voltrokken. Later kwam een huwelijksplechtigheid in de kerk ook bij de protestanten weer meer in gebruik.
Viering Koningsdag in Hollum.
Was dat vroeger ook in de andere dorpen of alleen bij het bevrijdingsfeest?
“Bevrijdingsfeest”
Na de bevrijding in 1945 werd jaarlijks het bevrijdingsfeest gevierd met versierde optochten en wellicht ook volksspelen. Toen Koninginnedag werd verplaatst naar 30 april is vermoedelijk gekozen voor het houden van de feestelijkheden op Koninginnedag omdat de dagen dicht bij elkaar lagen. In Nes wordt nog 1 maal in de 5 jaar het bevrijdingsfeest gevierd ,et een optocht.
“Skiemeren”
Het elkaar bezoeken in de winterdagen.