Kermis op Ameland
Volgens Wikipedia is de kermis van oorsprong een jaarmarkt ter gelegenheid van de wijdingsdag van de patroonheilige van een kerk of plaats. Het Vlaamse woord voor kermis: 'foor' (van het Franse foire, markt) zou hiervoor een indicatie kunnen bieden, maar het is waarschijnlijk andersom gegaan: eerst werd de wijdingsdag gevierd en vervolgens kwam daar een markt bij.
Het woord kermis is wat dat betreft duidelijk genoeg: ker(k)mis, een mis voor in de kerk. Bovendien duiken de eerste kermissen pas op na het jaar duizend, terwijl het aannemelijk is dat voordien al kerkmissen zijn gehouden. Naar deze volgorde verwijzen ook enkele religieuze namen van kermissen, zoals de Sint-Rosa in Sittard en de Sint-Laurentius in Voerendaal. En in Limburg leeft hier en daar nog de gewoonte de kermis te openen met een processie, de zogenaamde bronk (oud-Nederlands voor: pronk). Gronsveld kent eens in de vier jaar zelfs een Grote Bronk, waarbij het Allerheiligste, voorafgegaan door de schutterij, door het dorp wordt gedragen.
Wel was de band tussen de kerkmis en een jaarmarkt hecht; niet voor niets heet de kermis in 's-Hertogenbosch de Sint-Jansmarkt en in Gulpen de Sint-Hubertusmarkt. In het Duits komt deze relatie nog duidelijker tot uiting: 'Messe' betekent zowel mis als jaarmarkt. Een jaarmarkt werd weliswaar door de wereldlijke overheid ingesteld, maar 'handel en eredienst reikten elkaar de hand'. Pas na de Reformatie zou de overheid breken met deze combinatie, dus vanaf die tijd ontstonden de gespecialiseerde vee- en goederenmarkten, zoals bijvoorbeeld in Oudeschoot, Deventer, Hedel en Zuidlaren, welke laatste overigens al uit 1232 stamt.
Op het eiland hebben drie kerken gestaan waarvan we de patroonheilige kennen. De voormalige (van oorsprong Rooms-katholiek) Gereformeerde kerk van Nes, verwoest door de watergeuzen zal, naar we aannemen, de huidige patroonheilige St. Clemens hebben gehad. De viering viel op 23 november. De afgebroken kerk bij het Camminghaslot had als patroonheilige St. Barbara waarvan de viering valt op 4 december. En de nog bestaande, voormalige RK kerk in Hollum had als patroonheilige St. Magnus met een viering op 16 april.
Daarnaast waren er de jaarmarkten in de verschillende dorpen waarvoor een vaste datum bestond. De jaarmarkten werden, aldus dr. Dieuwke Brouwer in haar boek “Ameland, een sociaalgeografische studie”, gehouden in de 2e week van september. In Hollum was deze op de tweede dinsdag in september.
Voor zover we kunnen nagaan zijn de oudste mededelingen over de kermis gedaan door Cornelis Pieter Sorgdrager in zijn “Memori Boek” (1779 – 1826).
Sorgdrager maakt over de kermis de volgende aantekeningen.
- “Kermis den 14 september 1784 Vrijgang tot Holm gekreegen
- Woensdag 7 september 1785 vrijgang in de miede gekregen
- Dinsdag 1 september 1789 vrijgang
- Dinsdag den 13 september 1791 kermis dag
- Donderdag 30 augustus 1792 Vrijgang voor de beesten gekregen
- Den 7 september 1793 vrijgang
- Kermisdag den 8 september 1795 was het so warm dat ons Termometer op 81 stond
- Maandag den 12 August 1796 (moet september zijn) een dag voor Kermis hebbe de militie een Vrijheids Boom opgerigt (Donderdag 8 september vrijgang gekregen)
- Dinsdag den 11 september 1799 zijnde Kermis
- Dinsdag den 9 sept 1800 zijnde Kermis is des Nagts de vrijheids bpoom Stukken geschuurt
- Vrijdag 4 september 1801 vrijgang”
We zien dus dat de kermis (jaarmarkt) inderdaad ook toen werd gehouden op de 2e dinsdag in september maar dat dit in die jaren niet gekoppeld was aan het tijdstip van de vrijgang zoals later wel het geval blijkt te zijn.
Na 1801 wordt, wellicht door de komst van de Franse bezetting op het eiland, de kermis niet meer vermeld. Bovendien vertelt Sorgdrager niet wat er werd gedaan tijdens de “kermis”. Mogelijk dat de leden van de orthodoxe Jan Jacobsgemeente niet zoveel van doen wilden hebben met het “kermisgebeuren”. Er kwam uiteraard de nodige alcohol bij te pas.
In het boek van Tj.B. Bakker (1921 – 2000) “Mannen van de Brouwershoeve” (1997) vertelt Bakker dat rond 1860 in de maand september heel wat paarden, veulens en rundvee naar het vaste land worden afgevoerd.
“Tegelijk met de jaarmarkt is er kermis. Het is eigenlijk een soort oogstfeest. Er wordt een draverij gehouden en ’s avonds is er in één van de herbergen de prijsuitreiking met natuurlijk na afloop dansen”.
Het is wat kort door de bocht, deze beschrijving van het kermisgebeuren rond 1860.
Meer komen we aan de weet uit de door Janna Ridder – Brouwer aangeleverde krantenartikelen van de hand van haar vader Jacob Brouwer, gemeenteontvanger, (1881 – 1971).
Het eerste artikel “Uit de Historie van Hollum” is niet gedateerd maar wellicht wel het oudste. De andere artikelen, een serie van drie, dateren uit september 1961.
Hieronder het oudste artikel, hier en daar aangevuld met gedeelten uit de latere artikelen om het compleet te maken.
De maandags voor de kermis was, tot voor een halve eeuw geleden,
(tot 1918) voor de agrarische wereld van Hollum, een der woeligste dagen van het jaar. Immers in 9 van de 10 gevallen was het de volgende dag vrijgang en de boeren moesten dus zorgen dat alles uit de Miede was. De laatste aardappelen moesten nog gedolven, het laatste hooi en graan binnengehaald, want de volgende dag – de 2e dinsdag in september – werd al het vee in de Miede losgelaten en bovendien: de boeren hadden een vrije dag, de eerste vrije dag in de zomer. Op deze dag werd in de oudheid een paarden- en veulenmarkt ingesteld en een soortement kermis werd eraan verbonden. In de bloei van de paardenfokkerij (en dat was in ’t laatst vorige en begin deze eeuw) was dit een drukke markt.
Er kwamen veel kooplieden van de vaste wal en ‘s maandags kwam zeker Klaas Kiske van de Zwarte Haan met z’n scheepje op de rede van Hollum, met aan boord veekopers en meestal heel wat burgers uit die buurt, die met wagens van boord werden gehaald en meestal aanlandden in de herberg wat nu “de Welvaart” is. Hier heerste ’s avonds dan een gezellige drukte en hierdoor aangelokt, stapten ook veel jongelui van ’t dorp binnen. Er was altijd wel één bij die muziek kon spelen en de voorpret van de kermis was los met het dansen van de “Skotse Trije”.
Vele van deze Fries kooplieden hadden in de loop van de zomer veulens op het eiland gekocht en deze veulens moesten voor de markt gekeurd worden opdat de eigenaar nog zou kunnen markten met zijn eventueel afgekeurd veulen. De keuring van de veulens had steeds plaats op de ruimte voor hotel “de Zwaan” en wel op de ochtend van dinsdag (eerste kermisdag). Het was druk die morgen op het Zwaneplein, alle boeren kwamen met hun verkochte veulens, die voor het merendeel de hele zomer op de algemene weide als in een prairie in wilde staat hadden gelopen en zo bang als wezels waren voor mensen. Ze moesten gevangen worden op de openruimte en dat gaf een gewilde situatie. Het waren de jonge mannen die de veulens de halsters aan moesten doen en het vangen was voor hun een gewilde sport. Na afloop werden deze jonge mannen door de kooplieden ruim getrakteerd. Het werd binnen dan al een gezellige boel in “de Zwaan”, want kooplieden en publiek, allen stroomden na afloop naar binnen. En onder de borrel werd ook nog vaak handel gedreven. Moeder de vrouw vond niet altijd het manvolk op tijd thuis voor het middageten. Na het eten gingen men naar de markt al dan niet met paard en veulen en de vrouwen en kinderen volgden later en kuierden langs de markt of maakten een ommetje door het dorp.
Om 2 uur begon de paarden- en veulenmarkt, die altijd om de Zuid was (vanaf de afslag noordwaarts). Noordwestelijk van de Hervormde kerk was de plaats waar de vis, aangebracht door de vissersschepen, van buitenaf werd verkocht. Deze afslag had een bank in het midden met een afrastering eromheen.
De markt was meestal druk, zowel wat de aangevoerde dieren betrof, als het publiek. Want behalve dorpelingen waren er ook veel mensen uit de andere dorpen van het eiland. Kennissen uit de andere dorpen kwamen met paard en wagen naar Hollum en waren daar te gast.
Na afloop van de markt ging ieder huiswaarts want er moest gemolken worden. Bij velen had echter de dag nog geen avond en werd het zondagse pak weer aangetrokken.
’s Avonds was er in de drie bestaande herbergen gelegenheid tot dansen. Zij die ’s middags nog niet hadden verkocht verhandelden dan nog vaak hun koopwaar alsnog aan de kooplieden die in het dorp bleven overnachten. Er werd gedanst bij een gewone harmonica, bespeeld door een dorpeling. Deze werd niet gehuurd of beloond door de logementhouder, maar door de vrijwillige giften van de dansers. Deze waren verdeeld in twee partijen: namelijk paren en los publiek. De paren bestond uit reeds verkering hebbende jonge mensen en speciaal voor de gelegenheid samengaande jongelui, die dan met elkaar te kermis gingen.
De paren hadden met elkaar een afzonderlijk vertrek en ze hadden het voorrecht (een ongeschreven regel) dat het publiek op zij ging als zij zich melden in de zaal om te dansen. In de kamer waar ze zich na de dans terugtrokken ging geregeld de brandewijnkom rond met rozijnen op brandewijn. In de kom een lepel waarmee eenieder ’t lekkers uit de kom snoepte. De kasteleins hadden al dagen van tevoren een voorraad rozijnen op brandewijn (boerenjongens) ingelegd. En meestal waren het kommen van een bijzonder model en speciale lepels die hierbij gebruikt werden. De paren waren verdeeld over de drie herbergen en om beurten waren zij de eerste uren bij hun herberg. Daarna verdeelden ze hun tijd zo billijk mogelijk over de drie herbergen. Als het gezellig was kon het gebeuren dat zij pas 5 uur in de morgen het feest beëindigden. Ze waren dan ook steeds de laatste feestgangers.
Onder leiding van de rechters (opzieners van de boerenstand) gingen de boeren op de morgen van de 2e kermisdag (woensdag dus) “om de dijken”. Dat wil zeggen dat ze gezamenlijk de zodendijken om de Mieden controleerden. Vastgesteld werd waar en hoe hersteld moest worden op dat de dijken sterk genoeg zouden zijn om voldoende weerstand te bieden aan een hoge waterstand. Het onderhoud van de dijken “lag op de achtendelen” en waar ze in de een of andere “eg” lagen waartoe het achtendeel behoorde werd de eigenaar daarvan aangezegd de te zwakke dijk te herstellen.
Dit moest geschieden met zoden die op de algemene weide werden afgestoken. Bijna zonder uitzondering gingen de boeren akkoord met de onderhoudsplicht.
Bij gunstig weer kon je deze boeren later, vaak in samenwerking met anderen, aantreffen op de algemene weide. Goed weer was nodig want bij harde westelijke wind stonden de Grieën onder water en konden er geen zoden worden gestoken. Het afsteken van de zoden voor de dijken deed afbreuk aan de kwaliteit van de algemene weide. De plekken met de mooiste zoden werden namelijk gebruikt zodat jaar op jaar de goede gedeelten van de weide werden ingekort.
Maar terug van hun rondgang kwamen de “ommekiekers” en hun vaste meelopers aan in herberg “de Zwaan” waar de opzieners trakteerden op een borrel (5 cent) met koek en waar de lange goudse pijpen, met de namen erop van vorige jaren, klaarlagen. Tabak was er volop al werd later de pijp verwisseld voor een sigaar. Die kostte 6 stuks voor 10 cent en was toen evengoed als die van nu die 25 cent kost!
Het was de zogenoemde “Boerenkermis” en het was meestal een vrolijk gezelschap dat daar bijeen was en opnieuw moest moeder de vrouw bij het middagmaal langer op haar echtgenoot wacht dan fatsoenlijk was. Totdat in 1904 een Vereniging voor Volksvermaken” werd opgericht werden op deze 2e kermisdag verder geen vermakelijkheden georganiseerd. Deze dag ging verder voorbij als een gewone dag al waren dan de meesten wel op “zijn zondags” gekleed en kuierde men de Oas(ter)loän en de Buren om, langs de weg wat nu de bermen zijn want een straatweg was er niet, (de Buren(laan) werd in 1911 verhard) en werd er ‘s avonds weer gedanst.
Met de oprichting van de Vereniging voor Volksvermaken werden er ’s middags op de 2e kermisdag volksspelen gehouden die veel belangstelling trokken en waarbij het een beetje op “kermis” leek.
Sinds onheuglijke tijden werd er op de 3e kermisdag paardensport beoefend. Eertijds een harddraverij of ringsteken en sinds een paar jaar stoelendans te paard.
De harddraverijen en het ringsteken werd voorheen beurtelings uitgeschreven door de kasteleins van de herbergen en meestal was de hoofdprijs een versierde “helter” (een fraai leren halster). Voor 12 uur ’s middags moest aangifte doen van deelneming. Het betekende dat de kelen van de jongelui dan al niet droog bleven. De prijsuitreiking was dan ’s avonds bij de herbergier die de wedstrijd had uitgeschreven. De prijswinnaar moest dan de mededingers trakteren.
We mogen aannemen dat na 1918 de glans rond de “kermis” langzamerhand is verdwenen. Belangrijk was natuurlijk de oprichting in 1896 van het Waterschap de Grieën en het gereedkomen van de Waddendijk in 1915. De waterschapslasten vervingen de oude verdeling van de werkzaamheden voor het onderhoud van de oude zeedijk. In 1927 volgde daarna de eerste grote ruilverkaveling.Tijdens de oorlog zal de kermis niet gehouden zijn zoals we mogen vermoeden.
Toch keert na de Tweede Wereldoorlog oorlog de kermis terug want we kunnen in de Leeuwarder Courant van 1952 lezen dat Hollum kermis viert. De krant meldt het volgende:
“Gisteren is in Hollum de jaarmarkt van paarden en veulens gehouden, vandaag organiseert de vereniging voor Volksvermaken een versierde optocht en een stoelendans te paard en morgen vinden in de Burenlaan volksspelen plaats waarbij het muziekcorps de stemming met feestelijke klanken nog zal verhogen.
De Hollumer kermis werd vroeger heel anders gevierd. Kermis betekende veertig jaar geleden voor de boeren in het dorp het einde van de zomertijd. Op de 2e dinsdag in september moest de oogst binnen zijn. Wanneer de oogst geborgen was besloot men tot de “vrijgang”, dat betekende dat de bedijkte binnen weide tot algemene weide werd verklaard en het vee toegang kreeg tot alle landerijen. Slechts enkele besloten “hiemkes” waren niet toegankelijk”.
In het artikel wordt vervolgens nog een keer verteld hoe de kermis vroeger werd gevierd. “Met de veranderingen in het agrarisch gebied is de originele kermisviering verdwenen. Alleen de jaarmarkt is nog wat ze vroeger was”, besluit de krant.
De kermis geneugten van vroeger, gemoedelijk en onschuldig, behoren tot het verleden schrijft Brouwer zo rond 1955 (?). Sinds vorig jaar is de kermis helaas verleden tijd! De jaarmarkt van paarden en veulens doet droevig aan met enkele veulens ten opzichte van de vroeger zo belangrijke markt toen er nog tientallen veulens en vele paarden voor verkoop werden aangeboden.
De derde dinsdag van september - Prinsjesdag - is het de markt voor het rundvee maar ook deze dag en markt hebben de laatste jaren aan invloed verloren. Het meeste vee wordt door de kooplieden thuis gekocht zodat de boer in het algemeen weinig meer op heeft met de markt. Na het gereedkomen van de ruilverkaveling verdween ook de “vrijgang”.
In 1965 schrijft Brouwer dat er weinig is overgebleven van de kermis die vroeger drie dagen duurde. Eigenlijk is er volgens hem niets van overgebleven. Al staat de jaarmarkt van Hollum officieel nog ingeschreven, de markt is verdwenen. Wel wordt getracht een tintje feestvreugde te geven aan de woensdag en donderdag, naar het heeft geen vaste vorm. Woensdag werd nog de zo populaire wedstrijd stoelendans te paard gehouden met 15 deelnemers. Prijswinnaars waren: 1e prijs Douwe Wijnberg, Hollum, 2e Klaas Klip, Ballum, 3e prijs PietKarel de Boer en 4e prijs Jacob Wijnberg, Hollum. Voor danslustigen werd woensdag en donderdagavond gelegenheid gegeven tot dansen in een gehuurde tent. Lang niet zo gezellig en knus als vroeger in de herberg, aldus Brouwer.
Voordat er een tent was geplaatst is de kermis nog gevierd in enkele boerenschuren in de Burenlaan. Initiatiefnemers hiertoe waren Arie Bunicich en Dirk Visser. Later heeft een “Kermiscommissie” deze taak overgenomen. In 1994 roept deze commissie de hulp in van de in 1948 opgerichte Vereniging voor Dorpsbelang. Besloten wordt dat dorpsbelang en commissie gezamenlijk de organisatie op zich nemen. Dit leidt ertoe dat in ………….. de commissie wordt opgeheven en sindsdien de vele vrijwilligers en het bestuur van Dorpsbelang zorgen voor de organisatie van de kermis.
Inmiddels is in …………… besloten de kermis niet meer op de doordeweekse dagen te organiseren maar in het weekend en wel op vrijdag en zaterdag.