De Gereformeerde Kerk

Het ontstaan van de gereformeerde kerk in de negentiende eeuw is nauw verbonden met de geschiedenis van de doopsgezinden in die tijd.

Er bevonden zich in Hollum misschien reeds vanaf de tijd van de Reformatie twee gemeenten: de fijne Mennisten ofwel het Jan Jacobsvolk, en de grove Mennisten ofwel de Blauwe Schuurgemeente. De eerst genoemden hadden hun Vermaning aan de Hereweg, op de plek war ook de huidige doospgezinde kerk staat. Nog geen 25 meter daarvandaan, op de hoek Tussendijken en de Hereweg stond de Blauwe Scchuur. Daar kwamen de minder strenge Waterlandse doorpsgezinden bijelkaar.

Maar in de loop van de eerste helft van de negentiende eeuw kwamen ook bij het Jan Jacobsvolk op Ameland ruimer opvattingen. Trouwens, de grenslijn tussen hrvormdenen mennisten scheen eveneens te vervagen, Er waren veel gemengde huwelijken.

Ook in Ballum en in Nes waren gemeenten van heet Jan Jacobsvolk en in Nes was tevens een Waterlandse gemeente. Die in Hollum was in 1854 bijna geheel verdwenen.

Op Pinksterdag 1854 zijn alle doopsezinden van Ameland tot één gemeente verenigd. Daarbij speelde ds. Klaas Simons Gorter een belangrijke rol. Hij was van 1852 tot 1895 dominee van het Jan Jacobsvolk in Hollum. 

Hij was van de 'liberale richting', tot ongenoegen van het echte, ouderwetse Jan Jacobsvolk. Zij legden contact met ds. Jan de Liefde. Die had zijn werk ondergebracht in De Vereniging Tot Heil des Volks. Hollum kreeg een onderafdeling. De eerste bestuursleden waren Folkert Jacobs Visser, Louw Martens Sparrius en Barend Hanssen de Boer.

De Vereniging kocht de Blauwe Schuur, die was verkocht en tot het pakhuis van de strandvonder was geworden, in 1857 terug en richtte haar weer in voor het houden van godsdienstoefeningen. Daartegen maakte de doopsgezinde gemeente  bezwaar bij burgemeester en wethouders omdat de schuur op slechts 22 meter en 7 decimeter afstand stond van hun kerk, in plaats van de vereiste 200 meter.  De Vereniging ging in beroep bij Gedeputeerde Staten. Die gaven toestemming om samen te komen, mits ze niet gelijktijdig met doopsgezinde diensten samenvielen.

Een probleem was het vinden van een predikant. Daarom werd samenwerking gezoht met de Christelijke Afgescheiden gemeente die in veel plaatsen in Noord-Friesland actief was. Maar de reis was ver en moeilijk en misschien zagen de predikanten er ook niet zoveel in om bij deze mensen, van ouds doorpsgezind, leiding te geven. De zaak scheen dood te bloeden, tot in 1866 Dirk Jans Bakker een beroep deed op ds. Van Smeden uit Blija. Leden sloten zich aan bij de Christelijke Afgescheidenen te Blija en er werden kinderen gedoopt. Het kerkelijk leven kwam, zij het langzaam, op gang. De kerkeraad vergaderde, niet erg geregeld, ten huize van praeses Dirk Willems de Boer. 

Het gemis van een predikant bleef. De predikanten van de classis Dokkum, waartoe Hollum ging behoren, lieten verstek gaan 'om het zeewater'. 

In 1872 kwam er uitkomt, ds. Lokhorst verruilde Minnertsga voor Hollum. Tot zijn ermeritaat in 1887 heeft hij de kleine en arme gemeente gediend.

Zijn opvolger was Gerardus Lap, gepensioneerd konstabelmajoor bij de marine. Als oud-Amelander zou hij dichter bij de gemeenteleden staan, was de verwachting. Maar hij was niet Gerardus, maar mijnheer Lap. Er moest autoriteit zijn en de kerkenraad stond achter hem. De benoeming van Lap was buiten de gemeente om gegaan. De oppositie deed zijn beklag bij de classis, die oordeelde dat Lap onkundig was en onzuiver, wat de gereformeerde leer betrof.

De kerkenraad weigerde zich bij deze afzetting neer te leggen. Enkelen traden af, een van hen had de sleutel van de Blauwe Schuur en weigerde die af te geven totdat hij de 400 gulden had teruggekregen die hij de kerk had geleend.

In 1892 kwam Johan Frederik Tuinstra over van Terschelling. De oppositie, die de afzetting van broeder Lap niet kon accepteren kwam terug. In 1893 werden zeventien nieuwe lidmaten toegelaten en er werden twaalf kinderen gedoopt.

Een enkele maal kwam de klacht aan de orde, dat jongere leden der kerk in de herberg waren geweest, waar de viool tot dansen aanmoedigde. Vooral als de arresleden het eiland rondslierden, was de verleiding groot, om door dansen de voeten weer te warmen.

Ds. Lokhorst bracht voor het eerst het jutten in de kerkenraad aan de orde. De gejutte waar moest eigenlijk bij de burgemeester-strandvonder worden ingeleverd, maar die woonde helemaal in Nes. Hij taxeerde evenwel zó laag dat het beter was het gevondene mee naar huis te nemen.

In 1898 werd Cornelis van Mourik de nieuwe voorganger. Er kwam een nieuwe pastorie, maar die heeft Van Mourik nooit bewoond, want hij vertrok in 1910. Hollum bleef tot 1921 vacant (op de drie jaar na toen ds. Hakman voorging). Toen kwam D. van Dijk van Oosternijkerk, die tot 1947 en daarna van 1950 tot 1953 het ambt vervulde. In de tijd dat hij op Ameland woonde was hij onbestreden de beste deskundige van het Wad. Hij bracht alle platen en geulen in kaart en stak bij eb meer dan eens het Wad te voet over.

De Blauwe Schuur had inmiddels zijn langste tijd gehad. Zondag 15 april 1923 werd er de laatste dienst gehouden, waarna het gebouw werd afgebroken en er een nieuwe kerk werd gebouwd. Tijdens de bouw kwam de gemeente samen in de christelijke school. Op 12 augustus 1923 beklom ds. Van Dijk voor het eerst de preekstoel in de nieuwe kerk.

Westerlaankerk,Hollum. In 2023 verkocht en in 2024 omgetoverd als fysiopraktijk.

 

 

Meester Hamer, het hoofd der Koningin Wilhelminaschool in Hollum, was bovendien een ijverig correspondent van het Friesch Dagblad, een christelijke krant. Rond 1915 schreef Hamer dat het getal der badgasten op Ameland de honderd had overschreden. Onder hen waren veel gereformeerden, maar voor hen was er in Nes geen kerk. Voor 775 gulden werd een tent gekocht. Later stichtten badgasten de Badkerk, die tijdens de Tweede Wereldoorlog onherstelbaar is beschadigd.

In de jaren zestig verrees in Nes een nieuw gebouw, De Rots. Daar, aan de Strandweg, gonsde het ’s zomers van de activiteiten. Er was veel gelegenheid voor spel en andere ontspanning, er werden films gedraaid en zondags werden er kerkdiensten gehouden.

De toeristenstroom nam enorm toe zodat het kerkje dat zo klein begonnen was nu zeven (!) diensten per zondag hield in het hoogseizoen: drie in Hollum, twee in Nes (De Rots) en één in Ballum in de doopsgezinde kerk.

De jaren tachtig waren de laatste jaren van de zogenaamde Vereniging tot Bevordering van Christelijke Belangen op Ameland, beter bekend als De Rots. Het gebouw is in 1986 verkocht aan de gemeente, die er een natuurmuseum van gemaakt heeft.