De protestantse richting der doopsgezinden is vanaf het begin (medio 16e eeuw) ruim vertegenwoordigd op Ameland. Zoals gold voor alle doopsgezinden in de 16e - 19e eeuw in Nederland, waren ze verdeeld over meerdere aparte, zelfstandige gemeenten van verschillende richtingen, van 'streng' tot meer vrijzinnig. Opvallend waren vaak de namen waarmee ze werden aangeduid. Zo waren er op het eiland onder meer doopsgezinde "Oude Vlamingen" en doopsgezinde "Waterlanders". Er waren dan ook meerdere kerkgebouwen ("vermaningen"). Uniek in Nederland was dat op het eiland in de 19e eeuw een van de doopsgezinde groeperingen een gemeente vormde samen met de afgescheidenen van de Ned. Hervormde kerk (gereformeerden). Deze bijzondere situatie kreeg in 2009 vorm in de Federatie Doopsgezind - Gereformeerd Ameland, met kerken in de dorpen Hollum (twee zelfs) en Nes.
Door Peter van den Burg
De eerste aanhangers der Reformatie op Ameland waren dopersen. In de loop der 16e eeuw was het overgrote deel der Amelanders tot de doopsgezinden gaan behoren; ook op Texel waren ze ruim vertegenwoordigd. In de eigentijdse geschiedenis is dat beeld drastisch veranderd. Toch behoort relatief (vergeleken met het landelijk gemiddelde) nog altijd een opvallend groot deel van de Amelanders tot de doopsgezinden: ongeveer 10% van de bevolking (VVV-informatie 2017).
Bovenbeschreven ‘Babel der wederdoperen’ gold natuurlijk ook voor de dopers op Ameland. Zo waren er rond 1600 vier richtingen en daarmee vier doopsgezinde gemeenten present op het eiland. Details over de gang van zaken bij de splitsingen en het verdere bestaan van de aparte gemeenten in die tijd ontbreken. Dat hangt samen met het gegeven dat de overheid, in de persoon van de heer van de Vrije Heerlijkheid Ameland, geloofsvrijheid toestond en ook geen partij was / wilde zijn bij de conflicten binnen de geloofsgemeenschappen. Dat heeft wel als consequentie gehad dat er geen archief over de gang van zaken binnen die gemeenschappen bestaat (de overheid had wel een archief, maar er zijn geen documenten over conflicten bij de dopers omdat zij daarbij immers niet betrokken was).
Verschillende richtingen, verschillende gemeenten
In het midden van de 16e eeuw bestonden er waarschijnlijk twee richtingen (en dus twee gemeenten) op Ameland: Waterlanders en Vlamingen. Sinds de splitsing binnen de Vlamingen in 1587 waren er drie richtingen vertegenwoordigd: Waterlanders, Jonge Vlamingen en Oude Vlamingen. In 1599 kwam er een vierde bij. In dat jaar scheidde een aantal Oude Vlamingen zich af in navolging van de Oud-Vlaamse oudste in Harlingen, Jan Jacobs. Zij kwamen daarmee apart te staan onder de naam Jan Jacobsvolk. Hun vermaning was in Hollum. (Dit verschijnsel, dat de volgelingen van een bepaalde oudste apart kwamen te staan, deed zich nogal eens voor vanwege een opgelegde ban; de gebannene en zijn aanhang vormden dan een nieuwe gemeente, vaak onder de naam van de gebannene, bijvoorbeeld een oudste die ‘buiten gezet was’ omdat hij afwijkende opvattingen had en verkondigde.) Op Ameland waren er dus sinds 1599 vier aparte, zelfstandige doopsgezinde gemeenten.
Nog weer later, rond 1665, ontstond er ook een aparte groep van doopsgezinden uit Ballum en Nes: een groep volgelingen van de oudste Foppe Ones. Hun vermaning stond in Ballum. Zij waren ‘streng’ en kunnen daarom ook gerekend worden, wat ‘ligging’ betreft, tot de Oude Vlamingen – juist bij de ‘strengen’, die dus heel nauwgezet waren in leer en levenspraktijk én handhaving van de ban, kwamen er natuurlijk nog als eens groepjes apart te staan.
Vermaning in Ballum die vroeger aan het eind van de Nesserweg stond.
Samenwerking met de Lamisten-gemeente te Amsterdam
De Waterlanders op Ameland werkten, waarschijnlijk niet lang na 1660, samen met de grote Amsterdamse doopsgezinde gemeente van de “Lamisten”; qua opvattingen paste dat wel: waterlanders en lamisten behoorden beide tot de niet-conservatieve richting binnen het doperdom. (De splitsing tussen de conservatieve “zonisten” – genoemd naar het huis ‘met de zon’ in de hoofdstad waar ze samenkwamen – en de meer veranderingsgezinde “Lamisten” – genoemd naar hun gebouw in die stad: ‘bij het lam’ – vond medio 17e eeuw plaats). Bovendien, gezien er juist onder de rijke Amsterdamse kooplieden veel doopsgezinden waren, mogen we aannemen dat de Amsterdamse Lamisten hun relatief arme broeders en zusters op Ameland financieel hebben bijgestaan. In ieder geval is bekend dat de gemeente subsidie kreeg uit het ‘fonds Deknatel’ (te Amsterdam) om hun voorganger te betalen. Aangezien de vermaners/voorgangers oorspronkelijk onbezoldigde lekenpredikers waren, was dat dan wel een doorbreking van een traditie. Medio 18e eeuw trad nog een breuk op in een traditie: in ieder geval bij de niet-conservatieven werd het gebruikelijk om gestudeerde leraars te beroepen; men diende dus, net als in de heersende gereformeerde kerk in die tijd, een theologische studie te hebben voltooid om als voorganger beroepen te kunnen worden.
De Waterlanders
De Waterlandse gemeente had leden in Nes en Hollum. Ze vergaderden in beide plaatsen in een eigen onderkomen; er waren dus twee Waterlandse “vermaningen” (de doopsgezinden noemden en noemen nog vaak hun kerk de “vermaning”. Ook werd de term wel gebruikt voor de samenkomst van de gemeente, en de voorganger heette wel de “vermaner”).
In 1708 sloten de Waterlanders van Nes en de Jonge Vlamingen zich aaneen en vormden één gemeente; in de loop der tijd meestal Waterlandse gemeente genoemd.
Het was geen financieel draagkrachtige gemeente, maar hulp vanuit Amsterdam, maakte het bestaan dragelijk, zoals we zagen.
Behalve met de Amsterdamse Lamisten had de Waterlandse gemeente op Ameland ook contact met de Humsterlandse Sociëteit, een samenwerkingsverband van Jonge Vlaamse gemeenten in het noorden dat in het Groningse Noordhorn vergaderde. Daar waren ze in de jaren 1755-1793 officieel bij aangesloten, maar gezien de afstand en de moeizame verbinding met het vaste land, bezocht ‘Ameland’ de vergaderingen niet; er was alleen schriftelijk contact. (In de loop der 19e eeuw werd de Humsterlandse Sociëteit opgeheven; de gemeenten die er (nog) bij hoorden sloten zich aan bij de nieuw opgerichte Sociëteit van Doopsgezinde Gemeenten in Groningen.)
Na 1815
In 1815 werd voorganger Dirk Huisman van de Waterlanders afgezet wegens wangedrag. De gemeente bracht nu een beroep uit op Hendrik Y. de Jong. De Jong was boer te Ballum en tevens oudste van de Jan Jacobsgemeente in Hollum. Er was blijkbaar zoveel overeenkomst tussen de twee gemeenten van verschillende richting dat beide konden instemmen met de ‘leer’ van dezelfde vermaner. Maar De Jong nam het beroep niet aan en van het voor de hand liggende samengaan van de twee gemeenten kwam het ook niet. Later lukte het wel met die samenwerking: die kwam in 1854 tot stand.
De Vlamingen
Jan Jacobs gemeente
De gemeente van Jan Jacobs die in 1599 tot stand was gekomen had leden in Nes, Ballum en Hollum; in alle drie plaatsen werden ook samenkomsten gehouden, successievelijk in een van drie vermaningen. Er moest dus elke zondag door een deel van de gemeente gereisd worden. Dat was blijkbaar niet zonder gevaar: op zondag 29 november 1795 verdronk diaken Sipke Jurjens die in Nes woonde toen hij huiswaarts keerde van de dienst in Ballum – er was een slenk tussen de twee plaatsen die het eiland bijna in tweeën deelde.
De Jan Jacobsgezinden hoorden dus bij de strenge richting van de Oude Vlamingen. Nog lang bleven de strengen/conservatieven vasthouden aan de traditie dat de vermaners (oudsten) onbezoldigde lekenpredikers waren; zij gaven leiding en mochten ook dopen en het Heilig Avondmaal bedienen (leraars mochten alleen preken). Maar ook bij de strengen werd men na verloop van tijd soepeler in het handgaven van leer en leefregels. Zo was het in 1804 voor het eerst toegestaan dat er behalve uit de oude doperse liedbundel Psalmen en Liedekens ook gezangen werden gezongen; dat wil zeggen: het betreffende gezang werd eerst voorgelezen en vervolgens gezongen. In 1804 werd in Hollum nog een nieuwigheid ingevoerd: het gebruik in de diensten van de Statenvertaling (dus toen hadden de doopsgezinden daar dezelfde bijbelvertaling als de gereformeerden/hervormden sinds de Synode van Dordrecht die door de De vereniging dat jaar (zie hieronder) met de eveneens Oud-Vlaamse, maar net even wat meer vernieuwingsgezinde, Foppe Onesgezinden, zal daar mede debet aan zijn geweest. Het bleek een opmaat naar de volgende vernieuwing: in 1817 werd het zingen van de Evangelische Gezangen ingevoerd; de oudste Pieter Cornelis Sorgdrager had er toen de leiding. (In 1807 had Nederlandse Hervormde Kerk de gezangen ingevoerd en vervolgens verplicht gesteld; voor de orthodoxen in de Ned. Hervormde Kerk – waarvan een groot deel zich in 1834 onder leiding van ds. H. de Cock afscheidde – was en bleef het zingen in de diensten van andere liederen dan psalmen taboe.)
Doopsgezinde kerk van Ballum
Foppe Ones gemeente
De gemeente van de al genoemde Foppe Ones was dus ontstaan rond 1665. Het waren Oude Vlamingen, net als de gemeente van J.Jacobs. Na verloop van tijd woonden de meeste leden in Nes, meer dan in Ballum waar de vermaning was (aan wat nu de G. Kosterweg is). De reis van Nes naar Ballum was niet zonder gevaar zoals in 1795 bleek. In 1801 vond een vergelijkbaar ongeval plaats: toen verdronk de leraar Arnoldus A. Veenema, die in Nes woonde, nadat hij in Ballum had gepreekt. Emeritus Jan. J. Kat nam de leiding van de gemeente weer op zich, maar overleed in 1803. Er waren te weinig financiële middelen om een nieuwe leraar te kunnen beroepen – de traditie van de lekenpredikers was toen blijkbaar bij de Foppe Ones Gemeente al niet meer in ere.
Hereniging, 1804
Daarop vormde men in 1804 weer één gemeente met de Jan Jacobsgezinden (zie 1. p. 16): Bij de hereniging in 26 februari 1804, had de Foppe Onnesgemeente in Hollum 1, Ballum 17 en in Nes 80 leden. De Jan Jacobsgemeente had er in Hollum 313, Ballum 46 en Nes 73. S. Koorn e.a. daarover (p. 16 e.v.): De gefuseerde gemeente had 53 530 leden. Zij voerde in Hollum en Ballum de naam Jan Jacobsgezinde gemeente en in Nes werd meestal de naam Vlaamse gemeente gevoerd. De gemeente werd geleid door Pieter Cornelis Sorgdrager en Hendrik IJnsen (verkozen op 10 maart 1793 en op 21 januari 1810 tot oudste bevestigd) en vijf leraren. Na 1840 lukte het niet meer om leraren uit het midden der gemeente te verkiezen. In 1852 beriep de gemeente voor het eerst een predikant die gestudeerd had: Klaas Simons Gorter.
Meer over de liturgie en belijdenis
Ook in 1804 werd door oudste Sorgdrager verbetering van het onderricht ter hand genomen. Leidraad daarbij was de “Geloofsbelijdenisse der Doopsgezinden , bekent onder de naam van Oude Vlamingen Hunne Sociëteits Vergaderings houdende in de Boteringestraat te Groningen, uitgegeven in 1755”. Wat de geloofsbelijdenis betreft waren de Oude Vlamingen op Ameland dus niet zo veranderingsgezind.
Wart betreft de huwelijkssluiting staat in S. Koorn e.a. vermeld: “Een huwelijk werd aan het eind van de dienst gesloten. Ten aanzien van het sluiten van huwelijken had de ‘Heer van de Heerlijkheid Amelant’ het volgende bepaald. De doopsgezinden hadden het recht een huwelijk te voltrekken, als beide partners gedoopt waren en tot dezelfde gemeente behoorden. Bij gemengde huwelijken had de hervormde predikant het alleenrecht. Onder invloed van de Fransen [invoering burgerlijke stand, 1811] kwam hierin enige verandering.” (p. 15)
Gemeentevorming 1854 - 1992
In 1854 gingen de Waterlanders en “Vlamingen” (zoals de J.Jacobsgezinden, inclusief de vroegere Foppe Onesgezinden, officieel meestal genoemd werden) samen in de “Doopsgezinde Gemeenten op Ameland”. S. Koorn e.a.: “In 1854 ging Julian Hendrik Costers van de Waterlandse gemeente Nes/Hollum met emeritaat. Op 16 mei 1854 kwamen de kerkenraden bijeen en sloten een overeenkomst. Deze werd door de leden op de vertoevingen na de diensten op Pinksteren goedgekeurd. De verenigde gemeente van "Waterlanders" en "Vlamingen" ging verder onder de benaming "Doopsgezinde gemeenten op Ameland".
Oude vermaning aan de Tussendijken in Hollum
Vereniging tot Heil des Volks
Een zestiental Amelandse doopsgezinden kon zich niet vinden in de wat meer liberale richting die hun gemeente opging. Zij zochten contact met de ex-doopsgezinde predikant Jan de Liefde (1814-1869) in Amsterdam. Deze had zich aangesloten bij de orthodoxe (gereformeerde) richting binnen de Nederlandse Hervormde Kerk en hoorde ook tot de daarmee verwante opwekkingsbeweging van het Reveil. Hij richtte in 1855 de Vereniging tot Heil des Volks op en stichtte in ´56 in Amsterdam een Vrije Evangelische Gemeente. Zijn Amelandse volgelingen kwamen samen in de oude vermaning in Hollum. Er was samenwerking met de gereformeerden (afgescheidenen) in Blija en In 1866 vormde de voormalige doopsgezinde groep de Gereformeerde Kerk te Hollum. In 2009 vond de hereniging plaats, in die zin dat toen de doopsgezinden en gereformeerden een federatie en daarmee in wezen één gemeente vormden: een doopsgezinde-gereformeerde gemeente – een unieke situatie in Nederland.
Samen, apart en toch weer samen
De nieuwe Doopsgezinde Gemeente op Ameland (van 1854) was minder een eenheid dan het leek. Zakelijk/financieel bleven de doopsgezinden in respectievelijk Nes, Hollum en Ballum gescheiden. Dat gaf tal van problemen en in 1882 werd besloten toch maar weer gescheiden op te trekken. Zo ontstonden er vervolgens drie doopsgezinde gemeenten: in Nes, Hollum en Ballum met een eigen financieel beheer over bezittingen, kerkgebouw, predikant. Financieel was het niet haalbaar om drie predikanten te onderhouden, dat werden er twee. In 1933 was men gedwongen – het ledental bleef dalen – samen één predikant te beroepen; dat werd toen ds. W. Broer.
Later kwam er een combinatieregeling voor de drie gemeenten die in 1942 werd gewijzigd in die zin dat er meer vrijheid van handelen kwam per gemeente, met name bij het beroepen van een predikant. De praktijk die zich daarna ontwikkelde was: er bleven drie zelfstandige gemeenten, maar wel met één predikant. Vooral door achteruitgang van het aantal leden werd in 1992 besloten toch weer samen één gemeente te vormen: de Doopsgezinde Gemeente Ameland. Wat het aantal leden betreft: bij de volkstelling van 1889 waren het er 312, in 1914 was het aantal verminderd tot 272 en in 1992 tot 139.
Een unieke gemeente: combinatie doopsgezinden en gereformeerden
Zoals al vermeld, in 2009 nam de geschiedenis der doopsgezinden op Ameland een bijzondere wending: toen werd door het samengaan van doopsgezinden en gereformeerden eigenlijk een oude eenheid weer hersteld. In de praktijk bestond er sinds 2003 al een samenwerking tussen de twee geloofsgenootschappen.
Gebouwen
De federatie bezit al met al nog drie kerkgebouwen op het eiland, waarvan er twee in Hollum en één in Nes voor de erediensten gebruikt worden. Tot 2013 was er nog een vierde gebouw: de doopsgezinde vermaning in Ballum, aan de Camminghastraat; het gebouw werd verkocht; 3 februari 2013 was er de laatste eredienst van de doopsgezinde gemeente. Van de twee in Hollum is er een de voormalige gereformeerde kerk, nu de Westerlaankerk genoemd. Het stamt uit 1923 Dit was het tweede kerkgebouw van de gereformeerden in Hollum. De eerste was in 1642 gebouwd als vermaning (de kerkgangers behoorden toen nog tot de doopsgezinden). Het andere gebouw in Hollum van de federatie is de voormalige doopsgezinde vermaning, nu de Herenwegkerk genoemd. Deze kerk werd in 1867 gebouwd door de Doopsgezinde Gemeente Ameland. Het was de tweede vermaning op die plek. De eerste stamde uit 1708, toen gebouwd voor de Jan Jacobsgemeente.
Het gebouw van de federatie in Nes, de voormalige vermaning aldaar, is – veelzeggend – gelegen aan het Vermaningspad (zie Inleidingsfoto).
Dit artikel is afkomstig van Infonu en is met toestemming van de auteur Peter van den Burg (Infoteur) geplaatst.
Lees meer: https://www.amelanderhistorie.nl/news/doopsgezinden-op-ameland/