Joop Edes (1945-2014) geboren als zoon van Gerrit Edes en Catharina Boelens.Hij was getrouwd met Jaoba Oud en had 2 dochters.
Hij was in zijn leven buschauffeur. Ook was hij vele jaren voorzitter van Dorpsbelang Nes en de ijsvereniging 'Met Frisschen moed'. Ook was bij de oprichting van het Roggefeest en was daar jarenlang het gezicht van.
Allemaal gek, behalve ik
Joop Edes de buschauffeur in de VUT
Joop zit in de VUT. Tweede kerstdag rijdt hij zijn laatste dienstrit en 11 januari neemt hij voor de laatste keer achter het stuur plaats. Speciaal voor die dag is een extra lange bus ingezet, vol familie en vrienden en met een spandoek op de bumper: “Na 40 jaar rijden gaat hij nu Co verblijden”. Co Edes-Oud, de vrouw van Joop, kan niet zeggen dat ze haar man meer ziet dan toen hij nog op de bus zat. “Ik zie hem nooit”. Joop is altijd bezig, is voorzitter van Dorpbelang Nes, bestuurslid van de ijsvereniging, groot fan van de doedelzak spelers en organiseert met anderen het Roggefeest. Joop Edes, de buschauffeur met het smeuïge verhaal, vertelt over zijn belevenissen in de afgelopen veertig jaar.
in het kwadraat
Niet zonder weemoed merkt Joop op: “De VUT is mooi, maar het gaat nu wel in het kwadraat.” Hij doelt op gezondheid, ouderdom, tijd van leven. De zestiger realiseert zich heel goed dat hij geen 24 meer is. Onder zijn naasten ontvielen hem geliefde familieleden en collega’s die nog lang niet oud waren. Joop wordt daar stil en droevig van. Hij realiseert zich dat we niet weten hoeveel tijd van leven we krijgen en daarom vindt hij dat je moet genieten van elke dag. Joop doet z’n best er wat van te maken.
Ros an
Op de ochtend van zijn laatste rit opent hij de gordijnen en kijkt tot zijn ontsteltenis tegen zijn eigen blote lijf aan. Zover hij kan zien hangen affiches met daarop een naakte man, roos in het kruis en indianentooi op het hoofd. Vredespijp rokend. “Ugh… deze hoofdman gaat in de VUT! Ros an…”, is de tekst. Joop staat er gekleurd op. Achter de foto zit een verhaal dat typeert hoe hij van een tegenslag een bijzonder evenement weet te maken. Het speelt zich af tijdens een vakantie in Brazilië. Daar kocht hij een indianenpak. Bovendien maakten ze tijdens het verblijf lange wandelingen over strand, in de Braziliaanse zon. De zon was fel en het strand lang en Joop is nog nooit zo verbrand. Zijn enkels zwollen op tot olifant dikte en de blanke huid zag er aangebrand uit. Ter afkoeling heeft Joop uren onder de koele straal van de douche gezeten. Saai en ongezellig. Hij zat helemaal alleen en verbrand in de douchecabine. Maar Joop ging niet zeuren en klagen. Hij maakte er een feest van. Met een roos voor z’n jongeheer en de indianentooi op het hoofd kreeg hij zijn reisgenoten aan het lachen. Dat verzachtte tevens de pijn van de zonnebrand. De foto die toen is gemaakt hing op dag van zijn afscheid overal in het dorp Nes.
Koffers op het dak
Joop zat veertig jaar op de bus. Hij vertelt wat er tussen toen en nu is veranderd. “Op 7 mei 1965 kwam ik in dienst bij Busbedrijf Wagenaar. Wij reden Nes/ Buren en Ridder-Visser deed Hollum/ Ballum. Voor 15 cent reden we de mensen naar het strand. Pim Wagenaar zat in die tijd als conductrice bij mij op de bus. De koffers lagen op het dak en bij elke halte stapte je uit om koffers te sjouwen. Zelfs fietsen gingen mee. Het was in die tijd heel anders dan nu. De vrouwen van de chauffeurs deden de administratie er even bij. Lien deed dat voor Fol (Visser), Janna voor Gerrit (Ridder) en Co deed dat voor mij. Nu gaat dat allemaal met de computer. Toen had alleen Fol Visser een telefoon. Soms kwam hij met een hand vol briefjes en zei: “jongens, dus niet best, zoveul groepen krije we nooit weg”, en dan zei ik tegen Fol: “Fol, ut is nog nooit so donker weest of het wo’t wel weer licht” en dan reden we net zo lang tot alle kinderen op hun bestemming waren.”
Seizoenarbeider
Een aantal jaren was Joop seizoenarbeider op het eiland. In de zomer werkte hij op Ameland en ‘s winters reed hij in de buurt van Dokkum. Het busbedrijf was inmiddels aan de NOF verkocht. Dat heeft een jaar of vier geduurd. Daarna werd hij blijvend op Ameland gestationeerd. Het aantal broodheren volgde elkaar in snel tempo op. NOF werd opgevolgd door FRAM, daarna kwam VEONN en nu is het ARRIVA die de passagiers vervoert. En allemaal met Joop achter het stuur.
Van paal tot paal
De chauffeur werd plaatsvervangend chef en de laatste tien jaar maakt hij vol als chef. Hij beschouwt rondritten als zijn specialiteit. Geef Joop en microfoon en hij voert tijdens de rit een conference op. Of hij nu als Ritskemooi verkleed in de duinen het verhaal van Rixt van het Oerd vertelt of voor de Zonnebloem de ritten opluistert met verhalen en anekdotes, Joop zit graag op de praatstoel. “Die Zonnebloem-ritten heb ik 25 jaar achter elkaar gedaan. Daar zaten veel vaste klanten bij. Ik heb de pest aan van paal tot paal rijden, dienstregeling rijden. Geef mij maar de rondritten, trouwritten, excursies, Zonnebloem-uitstapjes en speciale ritten zoals tijdens de opening van de kunstmaand.” Het wordt hoog tijd dat de vuurtoren weer open gaat, meent Joop. “Daar hebben we wat mensen naar toe gereden. Sinds de vuurtoren dicht is missen we een heleboel klanten.”
Kleine Peter
Joop beheert een particulier busmuseum. Aandenkens uit veertig jaar buswerk heeft hij op glazen leggers uitgestald. Bus modellen, een klok gemaakt van een buswiel onderdeel, aanstekers, werkboekjes, stempels, kaartjes en geschenkjes van lieve klanten. Gevonden voorwerpen hebben via Joop steeds een goede bestemming gekregen. Paraplus verzamelde hij om ze bij regen tijdens de intocht van Sinterklaas aan de Zwarte Pieten te kunnen geven. Een verzameling gevonden knuffels gaat op reis naar het door de vloedgolf getroffen Aziatische gebied.
Het meest extreme dat Joop ooit aantrof in de bus was een bak van een kinderwagen met daarin een drie maanden oud baby’tje. Kleine Peter. “Die ouders waren kennelijk zo van het hek dat ze eindelijk een keer op vakantie konden, dat het acht uren duurde eer ze de kleine misten. Geen paniek, helemaal niet. Intussen paste Co op de baby.”
Allemaal gek, behalve ik
Kritiekloos kun je Joop Edes niet noemen. Hij durft het rechtuit te zeggen. Buschauffeur is niet altijd een dankbare baan. Bij vertraging krijgt de chauffeur de moppers. De bazen snappen dat niet. Voordat ze het door hebben, is er alweer een nieuwe baas en in de moeilijkste tijd is niemand van de verantwoordelijken te bereiken. “Ik heb bussen vol circusdirecteuren vervoerd en de clowns blijven achter”, karakteriseert Joop de kloof tussen werkvloer en management. Buschauffeurs zoals Joop blijven veertig jaar en kennen het klappen van de zweep. “Jim binne allemaal gek, behalve ik”, zei Joop tegen zijn bazen van Arriva. “Niemand snapt hoe het werkt op het eiland”. Joop doelt onder andere op de dienstregeling, die niet te handhaven is als de boot vertraagd is. En de boot is regelmatig laat. “De klant moet daarover klagen”, meent Edes, “bij Wagenborg en bij Rijkswaterstaat.”
Joop mist de structuur van het werk. Verveling is er niet. Tijd om dik te worden ook niet. Bezigheden te over. Maar de collega’s, de praatjes, dàt mist hij. Dagelijks gaat hij naar de kantine om een bakje troost te halen. Dat kopje buskoffie wil hij voor geen goud missen.
Bron: Persbureau Ameland 2005.