Sunneklaas

 

Sunneklaas of Sunterklaas

 

Het oude Amelander woordenboek (1988) spreekt alleen over Sunterklaas. In de nieuwe uitgave van 2016 wordt onderscheid gemaakt tussen het oostelijk gebruik van Sunterklaas en het westelijk gebruik van Sunneklaas.  Vroeger sprak men ook over “Sunderum”, waar mee het hele feest werd aangeduid: “Ut is aast òk weer Sunderum”. Het woordenboek geeft dit niet weer maar het woord werd rond 1950 nog gebruikt. Ook werden voorheen wel “Sunderklaas” en “Sinterklaas” gebruikt in beschrijvingen van het bijzondere feest.  Het feest wordt op alle Waddeneilanden en bv ook op het Duitse eiland Borkum en in Zoutkamp nog gevierd. De wijze waarop en ook het tijdstip is echter zeer verschillend. Er wordt van uitgegaan dat op Ameland (en dan vooral in Hollum) het feest in haar meest oorspronkelijke vorm wordt gevierd.

Tegenwoordig wordt er ook wel een merkwaardige splitsing in het woordgebruik aangebracht die tot een scheiding van het feest leidt.  “Sunneklaas” of “Sunterklaas” is het eilander feest en “Sinterklaas” is het Sinterklaasfeest  zoals dit in ons land bestaat. Hieronder volgen een aantal historische beschrijvingen van het Sunneklaasfeest.


Uit: Frieslands Volksleven , vroeger en nu  Waling Dijkstra 1895



In de vooravond van 5 december verschijnt in menig huisgezin, waar kleine kinderen zijn, Sint Nikolaas in eigen persoon.  Meestal een buurman of vriend in vermomming. Hij mag nooit vergeten aan een zijner voeten een ijzeren ketting voort te slepen en daarmede veel geraas te maken.

In sommige dorpen lopen op dien avond talrijke Sinteklazen rond; dit zijn groote jongens, wier vermomming hoofdzakelijk bestaat in een wit hemd over de gewone kleding, een mom voor het gelaat en een potsierlijke muts op het hoofd. Zij bezoeken bij twee- en drietallen bijna alle huizen, er mogen kinderen zijn of niet; het is hun om fooien te doen en de aldus verkregen centen gaan zij na afloop van de rondgang verfloten.

 

Te Franeker op het Vliet, een volkrijke buurt, waren in vroeger jaren schippersknechten en dergelijke personen gewoon op Sint-Nikolaasavond een gemaskerden optocht te houden. Zij liepen aan de buitenzijde van de stad bij fakkellicht, onder hoorngetoet en ketelmuziek naar het Kaatsveld. Na de herbergen te hebben bezocht keerden zij naar het Vliet terug. Hun tooi was niet kostbaar, eer lelijk en wanstaltig. Ook wel onkiesch. De duivel met zwaren keten aan het been mocht er nooit bij ontbreken.

 

Op Ameland levert ieder der drie dorpen wel 30, 40 tot zelfs 50 Sint Nikolazen, allen smaakvol, verrassend en met groote verscheidenheid verkleed. Iedere Sint is voorzien van een hoorn om daardoor te spreken en zoo de natuurlijke stem onkenbaar te maken.

Men onderscheidt klein en groot Sint Nikolaas, al naar de jongelieden beneden of boven de achttien jaren er aan deelnemen. Op de avond van de 4e december hebben de jongeren vrijheid om voor Sint Nikolaas te spelen, maar de volgende avond mag niemand hunner groot Sint Nikolaas zijn, ja, zich zelfs niet op straat vertoonen. Wie dit waagt, heeft kans te worden afgerost. Deze oude gewoonte wordt streng gehandhaafd. De groot Sint Nikolazen zijn allen voorzien van een stol, die zij ieder wie nog achttien jaar is voor de voeten werpen en hem erover doen springen. Tevens moeten deze jongelieden voor hen zingen.”



UIT: “Amelander Omes”, Sinterklaasviering op de Waddeneilanden

Drs. G.R. Kruissink



In 1973 verschijnt het hier bovengenoemde boekje over de Sunderklaasviering op de Waddeneilanden.

 

 

Kruissink verwijst o.a. naar een bijdrage over “het Sint-Nicolaasfeest te Hollum op Ameland”in het 29ste deel (1929) van “De Vrije Fries”, van de hand van dr. M.W. Van Brakel – Immink.



Kruissink schrijft o.a.:



Met de traditionele vaderlandse Sinterklaasavond heeft dit feest van waarschijnlijk heidens origine niet meer dan de datum gemeen en dat zelfs niet wanneer de 4e of 5e december op een zaterdag of zondag valt wordt de viering verschoven naar de donderdag en vrijdag of naar de maandag en dinsdag. Wellicht zou de strenge scheiding der leeftijden kunnen wijzen op een afstamming van feesten ter inwijding in de volwassenheid uit een ver verleden.”

Hij bezoekt het eiland voor het eerst in 1962 toen het feest vanwege het overlijden van Prinses Wilhelmina was uitgesteld tot 10 en 11 december. Hij maakt het feest mee in de gelagkamer van “de Zwaan”.

Na kleine Sunderklaas brak de volgende avond de hel pas goed los, schrijft hij. Demonisch waren de maskers, vaak mombakkesen van vliesdun rubber met gruwzaam verwrongen trekken. Varkens en katten volgden de apen op, zelfs kwam twee dolle honden op handen en voeten binnen. Een strandjutter met stukken dwarshout op de ruig, clowns en natuurlijk de pakken met papier waarop reclames e.d. werden afgebeeld. Met moeite onttrokken wijs ons tegen elven aan de feestvreugd om ons naar Nes te begeven en nog meer moeite kostte het om een chauffeur te vinden om de taxi te besturen.

In Nes waren de feestelijkheden voornamelijk rondom Hotel Hofker geconcentreerd. Werd in Hollum slechts in een enkel “open huis” een door muziek begeleid dansje gewaagd, hier was een “band” van de vaste wal overgekomen en op de dansvloer bewoog zich en bonte menigte, die op het eerste gezicht een overwegend vrouwelijke aanblik bood. Dames “in burger” dansten met dames  “in ’t pak”. In de costumering en vermomming der sunderklazen domineerde de travesti, in tegenstelling tot Hollum waar deze, zoals we zagen slechts sporadisch voorkwam.

Ook kwam hier meer groepsvorming voor met geheel gelijke costuums, wederom in strijd met het oorspronkelijk, sterk individueel gerichte karakter van het feest, zoals dit zich in Hollum had weten te handhaven. Weliswaar kwam ook daar groepsvorming voor maar onderling waren er verschillen, die een individueel herkennen niet onmogelijk maakten. Ook dit verschijnsel werd in 1929 reeds gesignaleerd door dr. van Brakel- Immink, die hierover in 1929 opmerkte: “Dan komen de Sinterklazen uit hun huizen, meestal met hun tweeën, soms in heele groepen die samen iets voorstellen. Dit laatste is niet oorspronkelijk maar een nieuw insluipsel”. “

Tien jaar later bezoekt Kruissink het eiland opnieuw. Als je de oude volksgebruiken een warm hart toe draagt maar deze van jaar tot jaar ziet verwateren of uitsterven is het verheugend te mogen vaststellen dat ergens in ons land nog zo’n levend stukje folklore levend wordt gehouden. Na in de tussenliggende jaren de Sinterklaasfeesten op Texel, Terschelling en Schiermonnikoog te hebben bijgewoond, bezocht hij op 4 en 5 december 1972 opnieuw Ameland.

Op Ameland bleek de Hollumer Sunderklaasviering niets van haar levendigheid, zomin van haar ernst te hebben verloren. Er waren in de late namiddag van 5 december zelfs heel wat meer banevegers, over verscheidene ploegen verdeeld dan in 1962. Op beide avonden kwam ons het aantal “omes in ’t pak” zeker niet geringer integendeel zelfs groter voor dan 10 jaren tevoren en ook leek nog meer zorg dan toen te zijn besteed aan de vaak, bijzonder mooie costumering. Op viel ons een toegenomen neiging tot groepsvorming op, met nagenoeg geen verschil tussen de leden onderling. Ook overheerste ook nu nog het traditionele, met kleurige papiersnippers overplakte, pak van wit laken.

Ook ditmaal beëindigden wij ons bezoek te Nes om daar nog wat van de sfeer te proeven. Hotel de Boer bleek nu het middelpunt te zijn. Hier speelde een band, hier werd gezongen en gedanst. Kortom onze indrukken van 10 jaar geleden tevoren werden ten volle bevestigd. Ook nu weer een gezellig feest, dat meer van carnaval had dan van een merkwaardig folkloristisch gebeuren.”

(Tekst ingekort)





Het Sint Nicolaas-feest te Hollum op Ameland. (1929)

Door Dr. M. W. van Brakel-Immink  (echtgenote van ds. J. E. van Brakel  doopsgezinde predikant 1914 – 1928)

Het kan allicht goed zijn de oude gebruiken, die nog op de afgelegen dorpen op de eilanden heerschen, te beschrijven, want de verbeterde wegen en de gemakkelijker vervoermiddelen, waardoor een reisje naar den vastewal zooveel lichter wordt ondernomen dan vroeger, zullen hun nivelleerende macht ook over Ameland doen gevoelen en 't zal niet zoo heel lang meer duren, dat de oude gebruiken onveranderd en onbeinvloed door vastelandsgewoonten zullen blijven bestaan. Het zal met Hollum wel zoo gaan als met het aan de boot gelegen en veel bezochte Nes; het echte, kenmerkend archaïsche gaat er af. Zoo is het Sint-Nicolaasfeest in Nes eigenlijk een carnavalsavond geworden, waarbij enkele oude gebruiken als het van de straat jagen van de meisjes gebleven zijn. Ook in Hollum gaat het eenigermate dien kant uit en ik wil daarom, voordat het geheel is veranderd, een beschrijving geven van het feest, zooals ik het de laatste tien jaren heb gezien. Er zijn nog wel andere feesten in Hollum, maar geen er van haalt bij Sint-Nicolaas. Daar is het „eiertikken" op Paaschdrie, als alle kinderen naar de duinen trekken om elkaar eieren af te winnen; daar is de kermis, en daar is het „pleizieren" in het begin van October, waarbij jongens boven de 12 jaar te paard naar Nes gaan om daar den dag door te brengen. Op hun versierde paarden, gekleed in lange witte broeken, rijden zij onder luid gejuich het heele dorp door om dan in galop langs den ouden zandweg naar Ballum het dorp glorieus uit te rijden. Zij blijven den geheelen dag in Nes en komen 's avonds weer in het dorp terug. Dit is het einde van den zomer en dan komt de eilandenwinter. Rustig gaat het leven zijn eentonigen gang, alles is donker en stil. Een mensch voelt dan wel eens behoefte aan wat licht en vroolijkheid, aan wat kleur en wat glans, en dat geeft aan de eilandbewoners dit Sint-Nicolaasfeest en daarom zijn zij er misschien zoo bovenmate aan gehecht. Weken van te voren worden de buffelhorens, van overzeesche reizen afkomstig, te voorschijn gehaald en in de schemeravonden hoort men het getoeter daarop, voor ons niet-Amelanders een luguber geluid, voor hen voorspel van een heerlijken avond. En ook weken van te voren zitten de jongens in groote geheimzinnigheid hun pakken in orde te brengen; vellen en vellen gekleurd papier worden gebruikt om de reusachtige hoeden op te maken, die van karton of stroo vervaardigd worden; en kleurige knipsels om hun witte gewaden mee te beplakken *). Meisjes en vrouwen helpen mee, maar niemand zal iets verklappen en dikwijls worden de mannen geholpen door verre familieleden, opdat ook de naaste familie niet zal weten, hoe zij er uitzien. Zoo wordt alles voorbereid tot 4 December daar is, de avond van de „kleine Sinterklazen", de jongens van 12—18 jaar, die dan verkleed mogen rondgaan. Ik zal alleen 5 December, den avond van de grooten beschrijven, daar de kleine precies eender gevierd wordt, alleen minder „echt" is. Schemeravond tusschen 4 en half 5 komen van alle kanten de mannen uit hun huizen, ze hebben lange witte lakens omgeslagen, houden in de eene hand een knuppel, in de andere een horen. Ze heeten „de baanvegers". Heel stil loopen ze, tot ze een meisje of vrouw zien, of jongens onder de 18 jaar, daar vliegen ze op af en jagen ze met hun knuppels naar huis. Als groote witte vogels ziet men hen door den grijzen avond gaan, langs de oude huisjes 2). En als je dan daar loopt, omdat je, dank zij de uitzonderingspositie die je in het dorp hebt, onbelemmerd moogt rondgaan, dan komt er een gevoel over je, dat onbekend is in het roezige leven van de stad, een huivering over het in aanraking komen met iets héél ouds, héél primitiefs. Het zijn niet meer de gewone jongens en mannen, die je zoo goed kent; ze voelen zichzelf óók anders en gehoorzamen aan overoude overlevering. Soms gaan ze sluipend gebogen onder langs een hek om dan opeens vlak voor je met vervaarlijk gebrul op te rijzen; en ze uiten hun verbolgenheid over een vrouw op straat, zelfs al willen zij die vrouw niets doen, door in een gebogen houding, als van een oude tooverheks, vlak achter je hard met hun knuppels op den grond te stampen en op hun buffelhorens te blazen en te brommen als wilde dieren, zoodat je in een gevoel van unheimlichkeit maar liever naar huis gaat. De baanvegers zijn meester van de straat, en als het geheel stil is, gaan ook zij naar huis om zich te verkleeden. Het blijft volkomen rustig in het dorp tot ongeveer half acht. Dan komen de Sinterklazen uit hun huizen, meestal met hun tweeën, soms in heele groepen die samen iets voorstellen. Dit laatste is niet oorspronkelijk, maar een nieuw insluipsel. Niet alleen jonge mannen, hoewel die natuurlijk in de meerderheid zijn, mannen van 40, zelfs een enkele maal van boven de 50 jaar gaan nog „in het pak". Ik zal mij niet aan folkloristische bespiegelingen wagen, alleen een beschrijving geven van het feest, maar daaruit zal voldoende blijken, dat dit niets heeft te maken met het feest, dat op 5 December op den vasten wal gevierd wordt, al draagt het denzelfden naam. Het is een oeroud heidensch feest, waarschijnlijk een puberteitsfeest, met zéér oude bestanddeelen, o. a. de mannendansen. In den loop van den avond gaan de mannen in de herbergen en dansen daar samen. 's Nachts na 12 uur als ze gedemaskeerd zijn, dansen ze ook wel met meisjes, maar dan is het eigenlijke feest voorbij. Kenmerk van het zeer oude is ook de ernst en statigheid, en dat is het wel, wat ons vreemdelingen het vreemdste aandoet. Wanneer wij een Carnavalsfeest denken te zien, met veel zotheid en uitbundigheid dan komen we bedrogen uit. Op den avond van de kleine Sinterklazen lachte ik hard op over een klein koddig verkleed kereltje, maar hield opeens op, toen ik merkte, dat ik de eenige was, die lachte. Een van de wonderlijkste gewaarwordingen is het, de ernst te zien bij dit alles. Vrouwen en meisjes zijn op aangename wijze bang, hun gevoelens kunnen niet beter omschreven worden, dan ik het een hunner eens hoorde zeggen: „'t is griezelig mooi", en een oude vrouw weidde breed uit over het „grouwelijke" van dien avond en over het huiveren en koud worden bij de geluiden, die de mannen maken. En toch vinden, vooral de jonge meisjes, het den heerlijksten avond van het jaar. De mannen voelen zich als geweldenaren, gevreesd en ontzagwekkend, en — wat mij ook een groote factor tot de populariteit van dit feest toeschijnt — ze voelen zich onbekend in een wereldje, waar men anders alles van elkander weet. Een avond zijn zij vrij van conventie. En dat laatste gevoel, beschermd te worden door het masker, doet, met het meer in contact komen met den vastewal, het Sint-Nicolaasfeest langzamerhand veranderen. De vrijheid die het masker geeft wordt tot vrijheid van beweging, tot groote losheid, zoodat in de tien jaren, waarin ik het feest heb bijgewoond, het losse, carnavalsachtige, dwaas en zwierig doen, al meer de overhand krijgt op de archaïstische, statige, hoewel onbeholpen waardigheid. In hoofdzaak stellen de teekeningen het feest voor, zooals het geworden is en steeds meer worden gaat; ze geven losheid en beweeglijkheid in de groepen, maar enkele geven ook het stijve, onhandige, harkerige, dat vroeger bestond — en dus eigenlijk — het kenmerkende was. Het is daarom zoo goed, dat de teekeningen nu het feest hebben vastgelegd, nu het nog niet geheel veranderd is. De overgang naar grootere losheid wordt gesteund door de mode, zelfs de Sinterklazen worden modern. Het streven is er uit te zien als meisjes, verscheidenen hebben zich lange vlechten van stroo gemaakt, ze dragen meisjeshoeden en lange nachtjaponnen, versierd met papieren strooken. Dit maakt het loopen moeilijk. Maar nu de meisjesjurken kort tot aan de knieën zijn, ziet men ook de Sinterklazen verschijnen met korte rokken, lichte dameskousen en lage schoenen. Dus ook het kleed geeft meer vrijheid van beweging. Behalve die nachtjaponnen ziet men ook wijde mantels dragen, geheel beplakt met gekleurd en geknipt papier. Velen ook houden zich niet meer aan de oude traditie. Zij zijn eenvoudig verkleed, als soldaat, als Engelschman, als de heks van het Oerd x), héél enkel als bisschop en zwarte Piet — een insluipsel van zeer recenten datum. Toch zijn verreweg de meesten als vrouw gekleed. Daardoor zijn zij geheel onherkenbaar; hun gang verraadt hen niet. Zij hebben witte lappen voor het gezicht met gaten voor neus, oogen en mond, waardoor ze een domme uitrukking krijgen en ze spreken uitsluitend door buffelhorens of toeters. Die horens zijn evenals de knuppels, die ze meedragen, geheel versierd met papieren knipsels of bloemen. De buffelhorens raken ook al uit de mode, omdat men daaraan soms den een of ander herkende; men ziet nu allerlei toeters, zelfs fluitjes. Een heel enkele maal verkleedt een meisje zich, maar dat is erg gevaarlijk. Want als ze ontdekt wordt, is de straf zwaar; ze wordt — en niet voor de grap! -— geranseld met de knuppels, tot ze naar huis vlucht. Nu rest mij nog te vertellen, hoe de avond verloopt. De meeste huizen in het dorp zijn donker; hier en daar slechts brandt licht in de gang, tot teeken, dat daar open hof gehouden wordt; daar komen alle Sinterklazen binnen en daar hebben de meisjes vrijen toegang. Deze worden er heen gebracht door bekenden of ze glippen gauw er heen, als ze de straat vrij zien. Onder luid getoeter komen de mannen binnen, geven plechtig handen en worden als „oome' begroet, en zeer bewonderd. De meisjes moeten dansen, d.w.z. de „oome's" slaan met hun stok voor de meisjes op den grond en dan moeten de beenen van de vloer, willen ze niet, dan worden ze gevoelig op hun teenen getikt. Streng verboden is het te raden wie zij zijn; en als een meisje het raadt en het fluisterend aan een ander mededeelt, dan loopt ze gevaar: als de man het merkt, dan stormt hij op haar af en slaat haar met den stok. De mannen laten zich rustig een poosje bewonderen, toeteren wat op hun horens, krijgen soms thee of chocolade en op zijn onverwachts draaien zij zich opeens om, toeteren luid en gaan weg. Zeer plechtig zijn zij als ze elkaar ontmoeten, ze blazen op hun horens en drukken elkander langdurig de hand. Zijn er veel Sinterklazen tegelijk in een kamer, dan is het een oorverdoovend lawaai. Het mooist zijn zij in het begin van den avond; want hebben zij zich eenmaal vertoond, dan gaan ze dikwijls naar huis om een oud pakje aan te trekken, uit angst herkend te worden. Tot ongeregeldheden geeft het feest heel weinig aanleiding, vooral omdat er bij particulieren geen drank wordt verschaft. In de herbergen natuurlijk wel. Wel waren er vechtpartijen gedurende den oorlog, toen mariniers van de kustbezetting probeerden het geliefde feest bespottelijk te maken. Eenige jaren geleden stond in „Ons eigen Tijdschrift" een stuk over het Sinterklaasfeest op Terschelling en daarnaast een korte beschrijving van het feest op Ameland waarin o. a. verteld werd, dat op St.-Nicolaasavond de mannen uit Hollum met die uit Nes vochten. Dit is niet zoo, en zou alleen al geographisch een onmogelijkheid zijn. Nes en Hollum liggen bijna twee uur loopen van elkaar en dien afstand af te leggen in lange nachtjaponnen, midden in den winter, langs een weg, die veertien jaar geleden nog een mulle zandweg was, terwijl het in het eigen dorp zóó gezellig is, dat zou geen Hollumer of Nessumer jongen in zijn hoofd halen. Het is voor hen een heerlijke avond, waarvan een vreemdeling de charme niet geheel kan doorgronden, maar die geen echte eilander voor een vastelandsch SintNicolaasfeest zou willen ruilen, en ik heb dikwijls Amelanders, die zich op den vastewal gevestigd hadden, hooren zeggen: „Hè, nog ééns een Sint-Nicolaasavond op Ameland

( De aquarellen, die deze bijdrage verduidelijken, zijn van de hand van Mejonkvrouwe I. van Eysinga en maken deel uit van een collectie in haar bezit.

Ook in het boek van Thijs Visser “Onder het torenlicht” (1946)  kunnen we lezen hoe het feest In zijn jonge jaren werd gevierd en dit sluit redelijk aan bij het verhaal van Mevr. Van Bakel-Immink.




Baanvegers

 

Sunneklaas in de tegenwoordige tijd.

Alhoewel het feest onder invloed van de tijdgeest toch aan verandering onderhevig is wordt het in alle dorpen op het eiland nog gevierd al zijn de spelregels wel verschillend.  Zo heeft men in Buren, Nes en Ballum de leeftijd voor het meespelen op “Klèène Sunneklaas losgelaten.  Het “banefege” is gebleven al dreigt het echte “Ba” roepen door vrouwen en meisjes in de huisjes langzamerhand steeds minder voor te komen. Het forse aantal café’s en restaurants dat openhuis houdt is hier zeker debet aan. Het “banefegen” is van 5 tot 7 uur.

Tussen 7 en 8 gaat dan in Hollum de straatverlichting uit zodat de Sunneklazen ongezien naar de plek kunnen gaan waar ze zich “opkleden”.

In Buren, Nes en Ballum gaat de straatverlichting juist van 5 tot 7 uit. Vanaf 7 uur mogen in Hollum vrouwen en kinderen met “Klèène Sunneklaas” naar buiten en lopen ze gewoon met de Sunneklazen in het dorp. Uiteraard voldoende ruimte makend voor de Sunneklaasspelers.

In de overige dorpen moeten vrouwen en kinderen, net als met “Groate Sunneklaas” het spel in een “open huisje” aanschouwen en mag men na 12 uur naar huis.  Deze regel geldt merkwaardig genoeg in Hollum alleen tijdens “Groate Sunneklaas”.

Het lopen naar en van de open huisjes moet bovendien altijd met een man die 18  jaar of ouder is en via de kortste weg. Naar de huisjes tussen 7 en 8 uur en naar huis vanaf 12 uur.

Alleen in Hollum moet men de eerste avond 12 jaar zijn om mee te mogen doen. Voorheen was de avond echt bedoeld voor jongens van 12 tot 18.  Later op de avond, vanaf ongeveer elf uur, waren er dan wel ouderen die een “oad pak” of  wat kleding aantrokken om toch nog even mee te doen.  Tegenwoordig zijn er steeds meer volwassenen die al vroeg op de avond “het pak” aantrekken en dan met een grote groep enkele jonge kinderen meenemen.  Het maakt het voor de jongens  van 12 jaar en iets ouder wel lastiger om het spel goed te kunnen spelen en te zoeken naar jongens die nog geen 12 zijn of misschien ook meisjes die het hebben aangedurfd het pak aan te trekken. Grote groepen maken tegenwoordig voor beide avonden een afzonderlijk pak zodat er met “Klèène Sunneklaas” veel  meer Sunneklazen zijn dan vroeger het geval was.  Ook zijn de groepen veel groter geworden dan vroeger het geval was en wordt er steeds meer tijd en aandacht besteed aan de uitvoering van het “pak”. Vooral het zoeken naar de jongens die nog geen 18 jaar zijn en deze, als ze ontdekt en herkend zijn, naar huis sturen lijkt voor veel Sunneklazen een belangrijke opdracht te zijn. Het “binnen spelen” was voorheen in de kleine woonkamers , vaak nog zonder muziek, zeker zo belangrijk. Het niet herkend worden was voor menige Sunneklaas belangrijk. Maar ook dit is met de moderne muziekinstallaties en de veel grotere “open huisjes”  ( schuren en restaurants), waar ook veel meer vrouwen en kinderen zijn dan voorheen, flink aan verandering onderhevig. Maar dat het voor iedereen een feest moet blijven is uiteindelijk toch het belangrijkste.





Gewone Sinterklaas of Sunneklaas”.

Toch is er ook nog wel iets vertellen over het “gewone”  Sinterklaas of Sunneklaasfeest op Ameland.  Voor de lezer gebruiken we hier nog maar het oude en vertrouwde “Sunneklaas”. In Hollum bezoekt de bisschop traditiegetrouw de scholen op de dag van “Groate Sunneklaas”. Dat kan dus ook op 6 of 7 december zijn wanneer iedereen in ons land het feest al achter de rug heeft. In de vijftiger jaren werd het feest nog op een oude manier gevierd. Sunneklaas woonde merkwaardig genoeg bij iedereen in het huis of in de schuur. In het hooivak, op de verdieping boven de koeienstal of gewoon op de zolder van het huis. Er werd gestrooid met pepernoten en op de zolder was het gerammel van een ketting te horen. Voor de boven in het huis wonende Sunneklaas, de zolder kon alleen maar gebruikt worden voor opslag, werd een bordje eten klaar gemaakt en op de trap gezet. Later werd de kinderen het lege bordje getoond met de opmerking dat “Sunneklaas best ete ha’t”.  ’s Avonds mocht de sok worden opgehangen bij de schoorsteen en zongen we braaf ons liedje. De volgende morgen had Zwarte Piet de sokken verstopt maar er zeker iets van zoetigheid ingedaan. Vooral kikkers en muizen gevuld met fondant en  chocolade sigaretten vonden hun weg in de sok.

Op de dag dat Sunneklaas de scholen bezocht en hij op het paard richting Herberg de Zwaan reed was de zolder weer leeg en Sunneklaas vertrokken. Voorafgaan aan het feest kwamen de bakkers langs met een korf met daarin speculaas- en taai-taai poppen en banketletters. Zo kon de bestelling tijdig worden opgenomen. De avond voor grote Sunneklaas werd het “körfke” gezet en de volgende dag mocht je het zoeken.  De cadeautjes waren meestal beperkt tot een kleur- of prentenboek en een speculaas- of taai-taaipop. De laatste werden gebruikt bij de koffie en de thee en op die manier verdeeld. “

Nog steeds is het in gebruik om het cadeautje dat “dubbel” is, of als je iets krijgt dat je al hebt, op de trap te leggen zodat de Sunneklaas dat kan omruilen. Natuurlijk komt dit voort uit het gegeven dat de Sunneklaas boven op de zolder zijn verblijf had. Ook gingen de kinderen welop zoek naar de trap om te kijken of daar misschien iets was neergelegd.

De spanning rond de op zolder wonende Sunneklaas en het komende feest van kleine en grote Sunneklaas maakte dat het toch een fijne tijd was.