Vensterplaat Trijntje

  1. Hutten

    Jager-verzamelaars leefden in hutten. Ze trokken van plek naar plek, dus ze woonden in hutten die ze makkelijk konden opbouwen. We denken dat de huttengemaakt waren van stokken met daaroverheen riet of dierenhuiden, of misschien wel allebei. De huiden kon je gemakkelijk meenemen naar een volgende plek. En stokken en riet waren overal wel te vinden.  

  2. Jagers en verzamelaars

    De eerste bewoners van ons land woonden niet op een vaste plaats. Ze trokken van plek naar plek. De mensen kwamen aan voedsel door te jagen en te vissen en door het verzamelen van vruchten, noten en zaden. De winter brachten ze door in een vast kamp op een veilige plek.

    Deze vrouw heeft met haar pijl en boog een eend geschoten. De man komt net terug met zijn kano van het vissen. Daarvoor gebruikten ze een fuik of een speer. 

  3. De Kano

    De jager-verzamelaars gebruikten de kano voor de jacht en om te reizen. In een gebied met veel water komt een kano namelijk goed van pas. Deze kano's zijn uitgeholde boomstammen van zo'n vijf meter lang. 

  4. Honden

    Honden waren belangrijk voor jagers en verzamelaars. Ze konden bijvoorbeeld de vangst van de jacht gaan zoeken of halen. Het waren huisdieren, die na hun dood werden begraven. Naast het skelet van Trijntje lagen drie honden begraven.  

  5. Fuik

    Trijntje en haar groep jaagden op bevers, otters, allerlei soorten vogels en andere dieren. Voor het vangen van vissen, vooral snoeken, gebruikten ze netten en fuiken. In de fuik kwamen de vissen vast te zitten en daar konden ze niet meer uit. Ook vingen Trijntje en haar groep dieren met speren of met pijl en boog.  

    De fuik is gemaakt van rode kornoelje. Die plant heeft taaie rode takken. Het is een struik die veel voorkomt in gebieden waar het vochtig is.  

  6. Rondtrekken

    Jagers en verzamelaars woonden niet op een vaste plaats, maar zij trokken van plek naar plek. Ze waren steeds op zoek naar plekken waar zij veel eten konden verzamelen en waar dieren waren om op te jagen. In die tijd leefden er nog maar weinig mensen in ons land, naar schatting ongeveer 4000. De jagers en verzamelaars leefden in groepen van ongeveer 25 mensen.

    Tijdens de wintermaanden leefden Trijntje en haar groep van jagers en verzamelaars op een donk, een rivierduin. Dat betekent dat ze op een stuk land woonden met veel water eromheen. Op dat stuk land konden ze droog wonen en allerlei wissen en watervogels vangen. Trijntje en haar groep hebben een aantal winters gewoond op de donk waar Trijntje begraven was. In de zomer trokken ze naar een gebied in Noord-Brabant waar de zandgronden droger waren. Daar ontmoetten ze andere groepen van jagers en verzamelaars. 

  7. Gereedschap

    De jagers en verzamelaars maakten gereedschappen. Ze maakten bijvoorbeeld messen, bijlen en pijlpunten. Dit deden ze met vuursteen. Dat is een steen die makkelijk bewerkt kan worden. Met de zelfgemaakte pijlen gingen ze op jacht. 

    Jagers en verzamelaars namen de tijd om versieringen aan te brengen op de spullen die ze gebruikten, zoals manden en gereedschap. Ook werden er sieraden gedragen. 

  8. Vuur

    Sommige stenen maken vonken als je ze tegen elkaar slaat. Jagers en verzamelaars gebruikten dit soort stenen om vuur te maken. De vonken vielen in gedroogde plantjes die makkelijk in brand vliegen. Met het vuur konden zij hun eten klaar maken en warm blijven. Ze roosterden het vlees van de dieren die ze vingen. De jagers en verzamelaars gooiden niks weg, want alles van de dieren werd gebruikt. Van de huid maakten ze bijvoorbeeld kleding en tassen. 

Vensterplaat over Trijntje en haar stam op een donk in het rivierengebied waar nu Hardinxveld-Giessendam is. Illustratie: Irene Goede. Wetenschappelijke begeleiding: Luc Amkreutz/RMO. Lesmateriaal voor docenten: Vensterles Trijntje. Deze vensterplaat is ook de basis van LessonUp-lessen voor basisonderwijs en onderbouw VO