- Ik kan uitleggen waar het Nedersaksisch vandaan komt.
- Ik weet dat het Nedersakisch -door de overheid- een officieel erkende taal is.
- Ik kan het verschil benoemen tussen mensen uit het westen en de Nedersacksen.
- Ik kan Twentse woorden noemen en weet de betekenis.
- Ik kan Twentse zinnen spreken en weet de betekenis.
- Ik kan enkele Twentse tradities noemen.