Nieuwe tijd - Eerste helft 20e eeuw

In 1916 heeft Noord-Holland nog éénmaal last van grote overstromingen. Daarna verandert de oostkant van de provincie van karakter: het eiland Wieringen wordt verbonden met het vasteland, de Wieringermeer wordt ingepolderd (1930) en de Afsluitdijk aangelegd (1932). Hiermee wordt in zekere zin een situatie uit de prehistorie hersteld. De zee en het zoute water worden uit de noordelijk helft van Noord-Holland verdreven, Wieringen is geen eiland meer en het water tussen Noord-Holland en Friesland is weer zoet, net als het Almere destijds. De Wieringermeer is prima landbouwgrond en biedt vele boerengezinnen een bestaan. De stadjes aan de Zuiderzeekust van Noord-Holland verliezen hierdoor een stuk identiteit doordat ze geen directe toegang tot de zee meer hebben. Het land wordt wel steeds veiliger. De gevaarlijke Zuiderzee is getemd en het land hoeft nu ‘alleen’ nog maar droog te worden gehouden door bemaling. Alleen door inundaties in de oorlogsjaren en de stormramp van 1953 zullen nog delen van de provincie onder water komen te staan.

In de crisisjaren tussen de 1e en 2e Wereldoorlog worden op de ‘woeste gronden’ van onder meer de duinen op grote schaal bossen aangeplant, die de aanblik van het kustgebied sterk beïnvloeden. De industrialisatie en uitbreiding van de steden gaat in de twintigste eeuw versneld door. Amsterdam, het IJmondgebied en de Zaanstreek kennen grote industriegebieden; ook de Amsterdamse havencomplexen breiden zich uit. Na de Eerste Wereldoorlog komen er, naast de spoor- en tramwegen, ook autowegen in het landschap te liggen. Daar komt de groei van de nationale luchthaven Schiphol, voor de burgerluchtvaart in gebruik genomen in 1920, nog bij. Grote delen van Noord-Holland zijn onherkenbaar veranderd ten opzichte van de situatie van honderd jaar eerder. Toch zijn in de duinen, in het Gooi, in Waterland, langs het IJsselmeer, op Texel en nog veel meer plaatsen genoeg oude situaties te herkennen en is de historische ontwikkeling van de provincie uit de lijnen in het landschap af te leiden. Hetzelfde geldt voor de oude binnensteden, die voor het grootste deel gaaf bewaard zijn gebleven.