Tussen 1000 en 1200 wordt vrijwel het hele veengebied ontgonnen, waardoor nieuw bewoonbaar land ontstaat. Maar er worden ook grote delen van onze provincie verzwolgen door het water. Door de ontginning en ontwatering van het veen daalt de bodem sterk, wat het land kwetsbaar maakt voor overstromingen. Gebieden als Texel en Wieringen worden hierdoor eilanden. De eerste dijken worden gebouwd om het land te beschermen.
Omstreeks het jaar 1000 wordt een begin gemaakt met de aanleg van de Westfriese Omringdijk. Die is in de veertiende eeuw voltooid. In die tijd kon je vanaf het platteland op veel plaatsen de torens en muren zien van de jonge steden, die 400 jaar eerder nog helemaal ontbraken. Van de vroegmiddeleeuwse oerbossen is dan bijna niets meer over. Alleen in het zuiden van Kennemerland ligt nog de 'grafelijke wildernis’.