In de laat-middeleeuwse periode van Boskoop was de herberg de ontmoetingsplaats bij uitstek voor het mannelijke deel van de bevolking. Het was er in de winter warmer dan thuis en er was voldoende bier per kroes verkrijgbaar, terwijl men thuis grote hoeveelheden moest opslaan.
Er zijn in de archieven meerdere vermeldingen gevonden van Boskoopse ‘bierstekers’, groothandelaars in bier die fungeerden als schakel tussen brouwerij en de herberg dan wel de particuliere drinker. In een samenleving waarin bier van betere kwaliteit was dan drinkwater, betrof de gemiddelde bierconsumptie één tot twee liter per dag per persoon. Iedereen dronk het: kinderen, vrouwen en mannen. Men dronk vaak slap bier, maar voor wie het zich kon veroorloven, waren ook sterkere bieren te verkrijgen. In de herberg kon – onder invloed van te veel drank – een discussie makkelijk uitgroeien tot een luide schreeuwpartij, voorzien van beledigingen over en weer. De herbergier had het wettelijk recht in te grijpen en onmiddellijk vrede op te leggen. Bij weigering van de ruziezoekers kon een hoge boete worden opgelegd.