Aan het eind van het eerste decennium van de twintigste eeuw blijven de resultaten achter met name door de concurentie van uit Duitsland geimporteerd patentbloem. Weer is modernisering en uitbreiding noodzakelijk, maar het transport van grondstoffen en de produkten levert grote problemen op. Zeeschepen kunnen niet in de Buitenhaven aanleggen en om produkten naar de goederentrein af te voeren is moet de afstand eerst met paard en wagen vervoerd worden.
Het bouwen van een hele nieuwe fabriek aan de maashaven in Rotterdam met grotere graan- en bloemsilo's en een aansluiting op het spoorwegnet blijkt een betere oplossing. De plannen worden ontwikkeld en in de zomer van 1914 is alles gereed en begint het inmalen van de installatie. Maar door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en de neutraliteit van Nederland stagneert de aanvoer van buitenlandse tarwe, met grote leveringsproblemen tot gevolg. De meelfabrieken gaan werken 'voor Rekening van de Regeering' en komt er regeringsbrood dat in het laatste jaar voor 30% uit aardappelmeel bestaat.