Max Havelaar

De mensen in Nederlands Indië, het huidige Indonesië, werden onder de duim gehouden door Nederlanders. Ze werden geslagen en onderdrukt. De plantagehouders moesten verbouwen wat de Nederlanders willen, Koffie, suiker en kleurstof indigo. Zelf eten de inwoners rijst.
De Nederlandse ambtenaren kochten dorpsleiders om, om de boeren te zeggen wat ze moesten doen en wat ze moesten verbouwen. Wanneer er een opstand ontstond, trad het Nederlandse leger op om orde te scheppen.
Eduard Douwes Dekker ook wel Multatuli genoemd, wordt als jongen naar Nederlands-Indië gestuurd op zijn vaders schip, om te gaan werken in Nederlands-Indië. Hij ziet dat de koloniebewoners veel onrecht wordt aangedaan.
Zelf klimt hij uiteindelijk op tot ambtenaar en protesteert vaak tegen het onrecht van de mensen in Nederlands Indië. Zijn hoogste baas waar hij bij geklaagd heeft, stuurt hem naar Nederlands-Indië in de hoop geen last meer van hem te hebben.
Na een paar jaar neemt hij ontslag en gaat terug naar Nederland. Na veel onderdrukking en uitbuiting te hebben gezien gaat hij er een boek over schrijven. Hij was zo boos, hij heeft het boek in 4 weken geschreven. Hij was kwaad over dat de mensen daar steeds armer worden en de mensen in Nederland steeds rijker.
Eduard Douwes Dekker schrijft onder de naam Multatuli een boek, Max Havelaar heet het boek.
Max Havelaar gaat over Multatuli zelf.
De uitgever heeft namen en plaatsnamen aangepast en bepaalde stukken uit het boek geschrapt om een opstand te voorkomen. Ook zijn er bestaande situaties uitgehaald.

Het boek werdt besproken door ambtenaren in de tweede kamer. De Burgens vonden het een spannend boek dat goed geschreven is. Na tientallen jaren wordt er door politici steeds meer na gedacht over misstanden in de koloniën.
Multatuli wordt nu nog gezien als een held die ervoor gezorgd heeft dat de boeren netter behandeld worden en een eerlijke prijs krijgen voor hun product. Deze eerlijke producten worden nu verkocht met een fairtrade logo.

De vorsten in Nederlands-Indië profiteerden, evenals de Nederlandse ambtenaren, over de ruggen van de inlanders. Om nog grotere winsten te maken moest elke boer 20% van hun omzet betalen aan deze vorsten en ambtenaren. Dit naast dat er voor hun beslist werd wat ze moesten verbouwen op de beste stukken grond.
De vorsten hadden hier geen inbreng in, de extra belastingen wilden ze niet. Maar als ze niet mee wilden werken, werd het oorlog. Dit werd een cultuurstelsel genoemd.