Slavernijverleden

Sporen van slavernij in de provincie Utrecht

Tijd van regenten en vorsten

Door ontdekkingsreizen kwamen Europeanen voor het eerst in andere werelddelen. Daar leerden ze producten kennen als rietsuiker, koffie, cacao, tabak, katoen en tropisch hardhout. De vraag hiernaar werd in Europa steeds groter. Om daaraan te kunnen voldoen werden in het Caribisch gebied grote plantages aangelegd waar arbeiders gedwongen werden om te werken. Dit waren tot slaaf gemaakte Inheemsen en Afrikanen, die hiervoor naar het Caribisch gebied waren vervoerd. Door een uitleg van bepaalde Bijbelteksten kon je namelijk denken dat zwarte mensen ondergeschikt en minderwaardig waren. Deze ideeën werden nog versterkt doordat in verhalen en op afbeeldingen Afrikanen als lui, dom en lelijk, als dienaar of zwarte knecht werden afgeschilderd.

 

Verdienen aan de slavernij

Er werd flink verdiend in Europa aan deze goedkope slavenarbeid. Zo zaten heel wat rijke Utrechters in het bestuur van de West-Indische Compagnie (WIC, 1621-1792). Deze compagnie stuurde schepen met vuurwapens, buskruit, textiel, gereedschappen en snuisterijen naar Afrika. Die verkochten ze niet alleen voor goud en ivoor, maar ook voor mensen. Deze tot slaaf gemaakte mensen (meer dan 600.000) werden naar het Caribisch gebied vervoerd. Van daaruit keerden de schepen terug naar Nederland vol met kostbare producten, die met slavenarbeid op de plantages waren verbouwd. Het Utrechtse provinciebestuur beheerde ook een eigen Compagnie (1720-1752), die een koffieplantage bezat in Suriname en een suikerraffinaderij aan het Lucas Bolwerk in Utrecht. Er waren ook rijke Utrechters die zelf een plantage in Suriname hadden of aandelen in plantages bezaten. Niet alleen handelaren en eigenaren van suiker- en katoenfabrieken verdienden aan de koloniën, maar ook notarissen, boekhouders, portretschilders en kaartenmakers.

 

Luxe huizen en buitenplaatsen

Met geld dat verdiend werd aan de slavenarbeid werden in de stad Utrecht grote, luxe woningen en buitenhuizen langs de Vecht gebouwd. Het buitenhuis Goudestein - tegenwoordig gemeentehuis van Maarssen - was eigendom van de koloniale bestuurder Joan Huydecoper. Slot Zuylen was het familiebezit van de schrijfster Isabelle van Tuyll van Serooskerken, beter bekend als Belle van Zuylen (1740-1805). Zij kwam op voor vrouwenrechten en schreef romans, muziek en brieven. Zowel haar eigen familie als haar echtgenoot bezaten plantages en WIC-aandelen. Ook op de Utrechtse Heuvelrug en De Bilt hadden plantage-eigenaren landgoederen in bezit, zoals het Landgoed Prattenburg (Rhenen) van de invloedrijke Utrechtse familie Van Asch van Wijck. In huis Voordaan in Groenekan (De Bilt) woonde Maerten Daey, die militair voor de WIC was in de plantagekolonie Brazilië. Zijn vrouw, Oopjen Coppit, was eerder getrouwd met de rijke Amsterdamse suikerhandelaar Marten Soolmans. Rembrandt van Rijn schilderde in 1634 een beroemd dubbelportret van hen.

 

Verzet tegen de slavernij in De West

De tot slaaf gemaakten leefden onder onmenselijke omstandigheden. Ze moesten zware arbeid verrichten, kregen slechte voeding en harde straffen. Ze kwamen zeker ook in opstand. Ze weigerden dan te werken, gingen in hongerstaking of vluchtten. Een voorbeeld zijn de Marrons in Suriname die vanuit het oerwoud verzet boden. De bekendste opstand is die van Tula en zijn 2000 aanhangers in Curaçao. Tula werd uiteindelijk op een gruwelijke manier gedood. Toch had de opstand effect. De tot slaaf gemaakten kregen betere voeding, kortere werktijden en een vrije zondag. Tula werd een nationale held in Curaçao.  Elk jaar wordt op 17 augustus Dia di Tula gevierd als Dag van de Vrijheid.

 

Utrechts verzet tegen de slavernij

In Nederland bestond ook een kleine groep mensen die tegen de slavernij was. Zo schreef de Utrechtse schrijfster Petronella Moens (1762-1843) een vurig protest tegen de slavenhandel. Nicolaas Beets (1814-1903), die predikant van de Domkerk en schrijver was, noemde de slavernij een ‘misdaad’. Hij verzamelde 400.000 handtekeningen voor een petitie tegen de slavernij. De Utrechtse historicus Julien Wolbers (1819 - 1889) smeekte de Tweede Kamer verschillende keren om de slavernij af te schaffen. Ook schreef hij over de gruwelijke omstandigheden van de tot slaaf gemaakten in de West-Indische koloniën.

 

Afschaffing van de slavernij

De afschaffing van de slavernij in Nederland, ook wel bekend als de Emancipatie, vond plaats in 1863. Dit gebeurde later dan in landen zoals Engeland (1833) en Frankrijk (1848). Bij deze afschaffing kregen de plantagehouders geld betaald voor hun slaven, terwijl de tot slaaf gemaakten helemaal niets ontvingen. Sterker nog, zij waren verplicht om tien jaar door te werken tegen een minimaal loon. In feite bleven ze zonder bezit achter: geen land, geen huis en geen toegang tot onderwijs.

De nasleep van de slavernij wordt nog steeds gevoeld door de nakomelingen van de tot slaaf gemaakten, zowel economisch als emotioneel. Zo is het voor hen moeilijk om een beeld te krijgen van hun familiegeschiedenis, doordat gegevens in de archieven vooral gaan over de plantage-eigenaars. Het is daarom belangrijk om historisch onderzoek te blijven doen naar het slavernijverleden.

 

Keti-koti

Surinamers en Antillianen herdenken elk jaar op 30 juni het leven van hun voorouders als tot slaaf gemaakten. Op 1 juli vieren zij de vrijheid of Emancipatie (Keti-koti). Verschillende Utrechtse gemeenten ondersteunen deze herdenkingen via 'Keti-koti'-organisaties. Het samen herdenken kan helend werken. Ook organisaties als Black Lives Matter en Nederland Wordt Beter werken daaraan. Een belangrijke stap zijn de excuses van premier Mark Rutte (december 2022) namens de regering en van koning Willem-Alexander (1 juli 2023) namens de koninklijke familie voor het Nederlandse aandeel in het slavernijverleden. Ook in de provincie Utrecht zijn excuses aangeboden: door de gemeente Utrecht (februari 2022), de provincie Utrecht (30 juni 2023) en de gemeente De Bilt (1 juli 2023). Ter herdenking aan de slavernij werd op 30 juni 2023 in het Griftpark in Utrecht een monument onthuld, genaamd ‘Vlucht en Verzet’, ontworpen door de Surinaamse kunstenares Patricia Kaersenhout.

 

Deze tekst is geschreven door Roline Redmond. Zij is cultureel antropoloog, journalist en schrijver. Met haar boek ‘De Doorsons: Op zoek naar een Afro-Amerikaanse slavenfamilie in het Caribisch gebied’ won ze in 2022 de Brusseprijs voor het beste Nederlandstalige journalistieke boek. Deze tekst is bedoeld voor leerlingen. Roline schreef een uitgebreidere tekst voor docenten die te lezen is op Herdenkingsjaar slavernijverleden in Utrecht.