Een bijzonder lichtornament

zes gemeenten vormen eindelijk Groot-Eindhoven

Een blik op de kaart van Eindhoven en omgeving in de negentiende en begin twintigste eeuw maakt direct duidelijk dat er ruimtelijk een probleem was. Naast het beperkte grondgebied van Eindhoven – bepaald door de oude stadsomwallingen – was de onderlinge samenwerking met de dorpen een probleem.

Met de toename van het verkeer kwamen de verbindingen en verhoudingen steeds sterker onder druk te staan. Aanleg en onderhoud van de wegen kwamen vooral ten laste van de randgemeenten, terwijl het verkeer vooral op de stad gericht was. De huisvesting was in de regel niet best in de dorpen en in de stad. Pas in 1899 ontstond er een eerste particulier initiatief voor volkswoningbouw.

Ruimtenood noodzaakte bedrijven om nieuwe vestigingen in de buitengemeenten te vestigen: Philips in Strijp, een luciferfabriek in Woensel en sigarennijverheid in Stratum.

Binnen het bestuur van veel randgemeenten ontstond in het begin van de twintigste eeuw ook de wens tot samengaan, vooral met het oog op de grensoverschrijdende en gemeenschappelijke problemen.

In 1921, direct na de samenvoeging, werd een uitbreidingsplan vastgesteld, waarin werd ingegaan op de verkeerssituatie en de sociale grondpolitiek. Het plan voorzag in diverse maatregelen zoals een ringweg. Nog steeds zichtbaar in de stad zijn de sporen van een bijeengebrachte verzameling aparte stadsdelen, waarin de oude dorpen een nog herkenbare kern vormen.