De Patriotten

De Republiek stelde niets meer voor en dat was de schuld van de stadhouder. Dat vonden tenminste de patriotten, die zich herkenden in de Verlichtingsidealen. Ze probeerden in 1787 de macht over te nemen. Maar in 1795 kregen ze hulp uit Frankrijk. De stadhouder werd voorgoed verjaagd. Op 26 september 1781 publiceerde de Zwolse patriot Joan Derk van der Capellen tot den Pol het pamflet ‘Aan het volk van Nederland’, waarin hij opriep tot een revolutie. Er ontbrande een politieke discussie waarin twee partijen ontstonden. Aan de ene kant de aanhangers van stadhouder Willem V: de orangisten. Aan de andere kant zijn tegenstanders: de patriotten. Beide partijen maakten volop gebruik van politiek drukwerk. Ze overspoelden het land met tijdschriften, losse blaadjes en spotprenten die de toestand van de Republiek uitleggen. Er ontstonden langzaam maar zeker een nationaal gevoel. Mensen voelden zich niet alleen meer inwoner van een stad of streek, maar ook burger van een land. In 1787 probeerden de patriotten de macht over te nemen en de stadhouder af te zetten. Zij organiseerden zich in ‘vrijkorpsen’, een soort verenigingen van gewapende burgers. De vrijkorpsen van de patriotten konden niet op tegen de goedgetrainde Pruisische soldaten. De stadhouder en zijn gezin keerden terug en de Oranjes waren weer aan de macht, nadat ze in het begin waren gevlucht en zijn vrouw gevangen was genomen door de vrijkorpsen. Na deze nederlaag werden patriotten gevangengezet of werden ze aangevallen door orangisten. Veel patriotten vluchtten daarom naar Frankrijk. Zeven jaar later kwam er alsnog een einde aan de oude Republiek, als patriotten met hulp van de Fransen de regering dat deden.