De pest en andere ongemakken

Besmettelijke ziektes hadden in vroegere eeuwen veel ernstiger gevolgen dan in onze tijd. Het percentage dodelijke slachtoffers was toen veel hoger dan nu omdat er minder geneesmiddelen en medische zorg waren. In 1719 werd Hilvarenbeek getroffen door een onbekend gebleven ziekte die in korte tijd veel slachtoffers eiste.

De Zwarte Dood (pest) die in het midden van de veertiende eeuw door Europa waarde, schijnt in de dunbevolkte Kempen waar weinig gereisd werd en weinig handel met verre landen was nauwelijks voorgekomen te zijn. Maar in 1555-1559 vielen hongersnood door oorlog en misoogsten samen en werd de Meierij zwaar getroffen door de pest. In 1624-1626, in de Tachtigjarige oorlog kort voor de val van Den Bosch, sloeg de pest opnieuw zo zwaar toe dat ruim een vijfde van de bevolking van Tilburg en nagenoeg alle bewoners van Tulder stierven. 

Veel vaker kwamen ziektes voor als tyfus, cholera, pokken en rode loop (dysenterie). Rode loop, veroorzaakt door besmetting van het drinkwater, kwam zo vaak voor dat er vanaf circa 1500 tot de Franse tijd regelmatig processies voor werden gehouden tussen de Mariakapelletjes van de Biest en de Voort. Zulke besmettelijke ziektes hadden in vroegere eeuwen veel ernstiger gevolgen dan in onze tijd, hoewel de pandemie van 2020 bijzonder hard over de wereld ging. In 1719 werd Hilvarenbeek zwaar getroffen door een onbekende ziekte. Voor een pakkende beschrijving van een eeuw later, toen deze ramp nog in het collectieve geheugen aanwezig was, laten we de wijze schoolmeester Hendrik Broeders aan het woord.

 

Ten jare 1719 ontstond hier eene kwaadaardige ziekte, welke in weinig tijd 62 personen ten grave sleepte. Zij vertoonde zich bij sommige met vlekken in de huid, bij anderen met pestbuilen of bloedzweeren en scheen van een besmettelijken aard te zijn.

         De Staten [de regering] voor den voortgang dezer ziekte beducht, geboden den Drossaart en de Regenten [het dorpsbestuur] nauwkeurig onderzoek te doen en aan hen berigten wegens haren voortgang in te zenden, gelastende hen tevens alle voorzorgen te gebruiken, opdat de ingezetenen van Hilvarenbeek geene gemeen- schap met die der omliggende dorpen zoude hebben. De Kwartierschout van Oisterwijk en de Drossaart van deze gemeente ontvingen bijzonderen last te zorgen, dat dit bevel behoorlijk uitgevoerd en alle toegangen tot het dorp gesloten werden; slechts de toevoer van levensmiddelen was, onder behoorlijk te nemene voorzorgen, geoorloofd. De regering van ’s Hertogenbosch ontving den last eenen der bekwaamste geneesheeren herwaarts te zenden om den aard der ziekte te onderzoeken, de lijders bij te staan, en middelen te beramen ten einde den voortgang te stuiten. De brieven van hier afgezonden moesten door azijn gehaald of berookt worden, en zoo vreesselijk was deze ziekte bij de Staten beschreven geworden, dat deze den Gouverneur [hoofd van de provincie] last gaven met de bezetting van ’s Hertogenbosch en Breda de geheele gemeente in te sluiten, en dadelijk te doen afkondigen dat niemand, op doodstraffe, zich buiten het dorp mocht begeven, dat de noodwendigheden des levens op eenige plaatsen buiten het dorp gebracht en daar door de ingezetenen, onder gepast toezigt, afgehaald zouden worden.

         Het kwam evenwel tot de insluiting niet; de herwaarts gezondene genees- heeren oordeelden de ziekte niet van die besmettelijkheid dat zij die sterke behoedmiddelen vorderde, er bijvoegende dat de armoede en het daaruit ontstane gebrek aan voedsel benevens het gure weder de oorzaken der kwaal waren, en dat er velen te genezen zouden zijn indien zij behoorlijk konden verzorgd worden….

         De ziekte duurde van het laatst der maand Maart tot Augustus en hield toen geheel op.

 

De regering gelastte dus volledige afsluiting van het dorp en gaf opdracht om met de “bezetting van Den Bosch en Breda”, waarmee de leger-garnizoenen van die steden bedoeld werden, de hele gemeente af te sluiten. Op het verlaten van het dorp stond de doodstraf. Dat ging dus aanzienlijk verder dan een boete op het niet houden aan quarantaineregels.

 

Literatuur

Leo Adriaenssen, Hilvarenbeek onder de hertog en onder de generaliteit. Sociale en ekonomische geschiedenis van een Kempens dorp tussen 1400 en 1800. Heemkundige Kring Hilvarenbeek - Diessen, 1987. p. 398-399. 

Hendrik Broeders, Geschied- en Aardrijkskundige beschrijving der Gemeente Hilvarenbeek, voor de jeugd. Tilburg, 1838, p. 34-36. Herdruk, Heemkundige Kring Ioannes Goropius Becanus, 1985.

Jan van Eijck (conservator Museum De Dorpsdokter), “De Spaanse Griep van 1918, een agressieve maar éénmalige pandemie. Het verloop in Nederland, Brabant en Hilvarenbeek e.o.” In Tussen Paradijs en Toekomst nr. 110 (2020), p. 21-30.

Een sociologische roman rond het verschijnsel van insluiting als gevolg van een epidemie: Albert Camus (Nobelprijswinnaar), La Peste. Algiers, 1947.