Isaäc Nicolaas Theodoor Diepenhorst

Eerste staatssecretaris 'belast met de hulp aan minder ontwikkelde gebieden'

Isaäc Nicolaas Theodoor Diepenhorst (20 maart 1907 - 31 december 1976) CHU was de eerste staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (belast met aangelegenheden betreffende de VN en de VN-organisaties en hulp aan ontwikkelingslanden), van 28 november 1963 tot 14 april 1965 'belast met de hulp aan minder ontwikkelde gebieden'.

Begin jaren 60 was de politieke samenstelling van de coalitie van confessionelen en sociaal-democraten veranderd in een samenwerking van confessionele partijen en liberalen. De multilaterale oriëntatie verschoof richting de erkenning van de mogelijkheden van bilateraal beleid. De focus op profijt van handelsbevorderingen bleef. 

In 1963 werd de eerste staatsecretaris voor Buitenlandse Zaken 'belast met de hulp aan minder ontwikkelde gebieden' benoemd. Ondanks enig tegensputteren van het ministerie van Financiën en Economische Zaken leek ontwikkelingssamenwerking met de aanstelling van Diepenhorst definitief onder het domein van het ministerie van Buitenlandse Zaken te vallen.

Weinig steun
Diepenhorst had geen makkelijke positie als staatssecretaris. Hij ontving weinig steun van de minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns en was constant in strijd met Economische Zaken over de richting en coördinatie van het beleid. Over Luns zei Diepenhorst in zijn dagboek:

"Joseph zegt altijd: (...) ik heb lak aan idealistisch gepraat, je moet goed onthouden dat er maar één leidraad is: het Ned. belang en verder helemaal niks anders (zo ook bij ontw.hulp: meer dan eens gezegd dat hij en ook Joan Witteveen [minister van Financiën- red.] dat klinkklare nonsens en weggegooid gelden vinden, maar dat het nu eenmaal niet anders kan omdat het Parlement er op aandringt)."

Groei
Het budget voor ontwikkelingssamenwerking stond daarnaast ook onder grote druk. Ondanks dat de kamer herhaaldelijk aangaf meer geld voor ontwikkelingshulp te willen uittrekken, heeft Diepenhorst twee keer (juli 1964 en maart 1965) zijn positie ter discussie gesteld om zo voorgestelde bezuinigingen te blokkeren. Verder moest hij onder druk van Economische Zaken op de begroting van 1965 vier miljoen gulden vrijmaken voor de stimulatie van de bilaterale handelsbetrekkingen met ontwikkelingslanden en kwamen er meerdere posten bij zoals noodhulp ter bestrijding van hongersnood in India 1966. Met de groei van de posten groeide de complexiteit van de problemen en het ambtelijke apparaat die hier beleid voor maakten. Deze groeiende complexiteit en uitbreiding maakten dat de weg werd vrijgemaakt voor een sterkere institutionele inbedding en uiteindelijk een volwaardige ministerspost voor ontwikkelingshulp.

Spot en kritiek
Deze eerste speciale bewindsman van Nederland voor ontwikkelingshulp stond bloot aan veel spot en kritiek. Hij kreeg echter weinig steun van andere ministers, zodat niet alles van die spot gerechtvaardigd was (zie voor een tegengeluid, Coppens, 2019, p. 80-84).

Bronnen: