De grondwet van 1848

De grondwet van 1848

In 1815 werd de grondwet gemaakt waarin de koning veel rechten kreeg in 1848 werd de Grondwet een herziening en kreeg de burger meer rechten. Daardoor heeft de Grondwet te maken met de Nederlandse Parlementaire democratie en Rechtstaat.

In 1844 wou de Tweede Kamer een Grondwetsherziening, maar Koning Willem II wees de Grondwetsherziening af. De Negen Kamerleden lieten het er niet bij zitten en maakten samen met Thorbecke als leider wetsvoorstellingen om in de Tweede Kamer te laten behandelen. Daarin eisten ze ook Ministeriele verantwoordelijkheid. Het voorstel kwam niet door de Eerste kamer (die volledig door de Koning is gekozen) en werd door de koning ook niet geaccepteerd. Hierna werd er niks meer mee gedaan tot in 1847 in een Troonrede van Koning Willem II hij aankondigde dat er een Grondwetsherziening kwam. In die wetsvoorstellen stonden niet veel dingen die er iets aan zouden veranderen. De Koning vroeg om meningen van Tweede kamer ministers maar die wilden er niks mee te maken hebben en vroegen om ontslag. Er kwam een nieuwe groep Ministers dat op 17 maart 1848 tot Grondwetscommissie werd benoemd met als commissieleden Thorbecke. waarnaar er een nieuwe grondwet kwam. met daarin:

  • Ministiele verantwoordelijkheud, de koning in ontschendbaar.
  • Sociale Grondrechten: vrijheid van -onderwijs, -drukpers en -meningsuiting.
  • Rechtstreekse verkiezingen voor Tweede kamer, gemeenteraden en Provinciale Staten.
  • De Eerste kamer word door gemeente leiders gekozen.
  • Een jaarlijkse Begroting.