Dominee Pibo Ovitius

De Reformatie

Tijd van ontdekkers en hervormers

Pas na de veldtocht van prins Maurits, die in 1597 het oosten van Twente onder controle bracht van de Republiek, kreeg het protestantisme hier voet aan de grond. De Grote Kerk ging in 1598 over in protestantse handen. Dat gebeurde waarschijnlijk zonder vernieling van heiligenbeelden en altaren, zoals elders in het land was gebeurd. In het aangrenzende deel van Duitsland (de graafschappen Steinfurt en Bentheim) ging de landsheer al in 1544 over tot het protestantse geloof. Na 1555 gold in Duitsland de regel "van wie het land is, is ook de godsdienst". Het graafschap vormde in die periode staatkundig een enclave in het verder katholieke prinsbisdom Munster. Veel Enschedese protestantse voorgangers kwamen dan ook uit Duitsland, waar zij een theologische opleiding hadden kunnen volgen.

Welgevallige predikatie

De eerste gereformeerde voorganger in Enschede (en Losser) was Pibo Ovitius. Het stadsbestuur schreef over hem dat "sinne persoenn uns wel ansteet" en dat zijn "praedicatione unde leerunge uns wohlgefellig" zijn. Het collatierecht ‒ het recht kerkelijke benoemingen goed te keuren ‒ bleef echter nog jaren in handen van rooms-katholieke familie Van Loen. Ook de katholieke kerkmeesters en de koster bleven in functie. Elke middag om 12 uur bleef het Angelus kleppen! Door de overgang naar het protestantisme moesten alle huwelijken, ook die van andersdenkenden, voortaan in een gereformeerde kerk worden afgekondigd (en aanvankelijk ook gesloten). Alleen gereformeerden konden worden benoemd in overheidsambten. Onderwijzers dienden in het vervolg de protestantse belijdenisgeschriften te onderschrijven en aanvullende examens te doen. De verhoudingen lagen zodanig ingewikkeld dat de gereformeerde gemeente pas in 1633 kon worden geïnstitueerd.

Schuilkerken

Hoewel officieel verboden, werd het katholieke geloof in de praktijk gedoogd, mits men er in het openbaar geen uiting aan gaf. In de Walstraat, aan Achter het Hofje en op Hof Espelo waren in de loop van de eeuw schuilkerken; even over de grens (zoals in de Knalhütte) zogenoemde. "kerkhuizen", waar missen werden gelezen en sacramenten werden bediend.
De doopsgezinden weken in opvattingen en levensstijl nogal af van de lutherse en gereformeerde protestanten. Radicale praktijken als die van de "wederdopers" in Munster (1534-1535) waren de oorzaak van vervolgingen op brede schaal, ook in de Nederlandse gewesten. Vredelievende doopsgezinden (mennonieten) onder leiding van Menno Simons uit Witmarsum kregen echter algauw de overhand. In boerderij De Haimer in Twekkelo kwamen doopsgezinden bijeen, onder wie vluchtelingen uit Duitsland, waar de Dertigjarige oorlog woedde. Vanaf 1631 mochten zij met toestemming van de Staten van Overijssel hun eredienst uitoefenen "in alle stilligheid en moderatie". In de Achterstraat in Enschede (tegenover de huidige Menistenstraat) was een kamer ingericht als "vermaning", voor hun erediensten.

Contrareformatie

In de periode 1605-1626, toen Twente deels weer onder Spaans bestuur stond, trachtte Philippus Rovenius, vicaris-generaal van het bisdom Deventer, vanuit Oldenzaal de katholieke kerk weer te ontdoen van protestantse invloeden. In feite werd de Reformatie pas hervat na de herovering van onder meer Enschede door Ernst Casimir in 1626. Vooral het gebied rond Oldenzaal (ook Lonneker) is echter tot op de dag van vandaag in hoofdzaak rooms-katholiek gebleven.