In de Middeleeuwen behoorden alle christenen van West-Europa tot de Rooms-katholieke Kerk. Het ideaal was toen: één christenrijk. Maar die gedachte kwam in gevaar door het streven van diverse vorsten die zich aan de macht van de paus in Rome wilden onttrekken en door nieuwe geloofsopvattingen. De zucht naar religiehervorming werd daarnaast gevoed door misstanden in de bestaande Kerk, zoals het slechte morele voorbeeld dat geestelijken gaven, geldzucht die via het vehikel van handel in aflaten inspeelde op de angst van gelovigen voor het vagevuur en het toeschuiven van hoge kerkelijke ambten aan ongekwalificeerde personen.
Hervormers en vervolgers
Op 31 oktober 1517 sloeg de felle bestrijder van de aflaathandel, Maarten Luther, 95 stellingen aan de deur van de slotkapel te Wittenberg. Dit was het begin van de Reformatie of kerkhervorming.In Genève werkte de Fransman Johannes Calvijn. Diens opvattingen waren veel strenger, en gaven hernieuwde kracht aan de protestantse beweging toen de Rooms-Katholieke Kerk voor zichzelf orde op zaken stelde door de Contrareformatie. Deze gebeurtenissen en ontwikkelingen leidden ertoe dat Karel V, de Duitse keizer, die tevens heer van Overijssel was, de eenheid in zijn rijk dreigde kwijt te raken. Hij reageerde door vervolging van de aanhangers van de nieuwe leer en met het uitvaardigen van zeer strenge straffen tegen hen.
Calvinisten
Karel V werd als landsheer van Overijssel opgevolgd door Filips II, die ook koning van Spanje was. Deze zette de lijn van kettervervolging en -bestraffing van zijn vader met nog hardere hand voort. Ook aan de kant van de calvinisten trad een verharding op. Zo hebben de Geuzen onder commando van Diederik Sonoy vreselijk huisgehouden onder de katholieken, vooral tijdens de belegering van Steenwijk in 1580-1581 door de graaf van Rennenberg. Nadat de calvinisten de macht in de steden en op het platteland volledig in handen hadden gekregen, namen zij de kerken in bezit en zuiverden die met een Beeldenstorm van alle roomse pracht en praal. De drost van Vollenhove, Johan Sloet de Oude, speelde hierbij een leidende rol. Ook alle bestuursorganen werden van rooms-katholieken gezuiverd. Uit de notulen van de vergaderingen van de classis Steenwijk-Vollenhove blijkt overigens dat de rooms-katholieke gebruiken, door de calvinisten betiteld als "paapse superstitiën", op het platteland veel moeilijker de kop in te drukken waren dan in de stedelijke omgevingen.
Katholieke schuilkerk
Na de Reformatie konden alleen in
Steenwijkerwold en Vollenhove nog rooms-katholieken voor hun
eredienst bijeenkomen in zogenoemde schuilkerken. Dit werd
toegestaan tegen betaling van recognitiegeld
(erkenning dat men door de overheid gedoogd werd). Vermaard was de
schuilkerk te Steenwijkerwold in de hoeve van de familie Croeve, en
die te Vollenhove in havezate (Old-)Hagensdorp. De minderheid die
in deze stad de Moederkerk was trouw gebleven, werd in bescherming
genomen door de adellijke familie die op deze havezate resideerde.
Buiten het Land van Vollenhove kon men zijn toevlucht nemen tot
schuilkerken vlak over de Friese grens, zoals boerderij Blauwhof
bij Kuinre en een boerderij vlakbij de kerk van Blesdijke.
In de loop van de 18de eeuw werd de overheid in zijn algemeenheid
toleranter tegenover andersdenkenden, waardoor ook de
rooms-katholieken wat meer bewegingsruimte kregen.